5.1 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Beleid voor risicomanagement

Terug naar navigatie - Beleid voor risicomanagement

We geven u in deze paragraaf inzicht in welke mate de gemeente Bladel in staat is risico’s met financiële gevolgen op te vangen zonder direct het beleid te moeten aanpassen. In de 'nota reserves en voorzieningen 2021' is het risicomanagement vastgesteld. Deze nota en de paragraaf weerstandsvermogen hebben nauw verband met elkaar. De gemeente Bladel wil risico’s niet elimineren, maar wil ze aanvaardbaar en beheersbaar houden. Gezond verstand laten we de boventoon voeren bij risicobeheersing, zodat we doen wat we moeten doen. Twee maal per jaar, bij de begroting en de jaarrekening, beoordelen we ons risicoprofiel. Op deze wijze krijgt uw raad periodiek goed inzicht in de omvang en de mogelijkheden om financiële risico’s op te vangen.

De ratio weerstandsvermogen c.q. algemene reserve wordt uitgedrukt als de verhouding tussen de algemene reserve en het gemiddelde van de geïnventariseerde risico’s. We sturen op de aanwezigheid van een ratio weerstandsvermogen binnen de grenzen van de waardering 3 (voldoende) in de bandbreedte van >1,0 tot <1,4. In onderstaand overzicht worden de waarderingsschalen weergegeven:

Waarderingsschaal Ratio weerstandsvermogen Betekenis
1 x > 2,0 Uitstekend
2 1,4 < x < 2,0 Ruim voldoende
3 1,0 < x < 1,4 Voldoende
4 0,8 < x < 1,0 Matig
5 0,6 < x < 0,8 Onvoldoende
6 x < 0,6 Ruim onvoldoende

Risicoprofiel

Terug naar navigatie - Risicoprofiel

In de op 25 maart 2021 vastgestelde 'nota reserves en voorzieningen 2021' is het eigenstandig risicoprofiel als normatief kader voor de omvang van de algemene reserve bepaald op de gemiddelde omvang van de geïnventariseerde risico’s.

Berekening onbenutte belastingcapaciteit
De onbenutte belastingcapaciteit zijn de extra structurele middelen die gegenereerd kunnen worden door de gemeentelijke belastingen en heffingen (OZB, afvalstoffenheffing, rioolrechten en leges) te verhogen. Voor de heffingen zijn overigens regels gesteld: de tarieven mogen maximaal kostendekkend zijn in meerjarenperspectief. Hierin zit geen ruimte die de weerstandscapaciteit vergroot. Voor de OZB is de capaciteit te berekenen door de maximale belastingtarieven te vergelijken met de belastingtarieven in de gemeente Bladel. Voor de maximale belastingtarieven wordt gebruik gemaakt van de normen voor “een redelijk peil van de eigen heffingen” bij het zogenaamde artikel 12 beleid zoals genoemd in de circulaire Gemeentefonds. Deze bedragen zijn niet meegenomen bij het bepalen van de weerstandscapaciteit van de gemeente Bladel. Reden: wijziging van OZB-tarieven vraagt om een beleidswijziging van de raad. 

Risico-inventarisatie

Terug naar navigatie - Risico-inventarisatie

Indien een redelijke inschatting van het gewenste weerstandsvermogen kan worden gegeven, kan hieruit een indicatie voor de gezondheid en flexibiliteit van de gemeentelijke financiën op de korte én langere termijn worden gegeven. Om te bepalen of het weerstandsvermogen toereikend is, wordt de relatie gelegd tussen de gemiddelde omvang van de financieel gekwantificeerde risico’s en de daarbij gewenste omvang van de algemene reserve enerzijds en de omvang van de algemene reserve anderzijds. Het beschikbare weerstandsvermogen is tenminste even groot als de omvang van het bepaalde risicoprofiel. 

De financiële risico’s worden per programma nader toegelicht. Voor elk risico is een inschatting gemaakt van de kans dat de aangegeven gebeurtenis zou kunnen optreden. Hierbij worden drie categorieën onderscheiden, namelijk ‘laag’, ‘midden’ en ‘hoog’. Gesproken wordt van een ‘laag’ risicoprofiel indien de kans gemiddeld voor 25% zou kunnen optreden. Een ‘midden’ risicoprofiel beweegt zich op 50% en een ‘hoog’ risicoprofiel op gemiddeld 75%. Anders gezegd, een kwalificatie met ‘hoog’ impliceert dat het al bijna noodzakelijk is om voor dat risico een voorziening te treffen. Vervolgens is een financiële indicatie opgenomen van de omvang van het risico door de kans te vermenigvuldigen met het gemiddelde effect en is aangegeven of het risico van incidentele dan wel structurele aard is.

Programma: Bestuur en ondersteuning

(1) Personeelsvoorzieningen
In het geval van ziekte en/of arbeidsongeschiktheid moet de gemeente als werkgever maximaal twee jaar het salaris aan de betrokken werknemer doorbetalen. Wanneer zich een geval van ziekte voordoet, waarvoor vervanging nodig is, kost dit de gemeente extra geld. Daarnaast geldt dat er binnen onze organisatie ook een behoorlijke mate van kwetsbaarheid is ten aanzien van specifieke kennis, omdat deze ingevuld worden door zgn. “éénmensfuncties”. Door de gemeenteraad noodzakelijk en wenselijk geachte activiteiten (maar ook de reguliere werkzaamheden) moeten veelal (mede) worden gerealiseerd via inzet van de ambtelijke medewerkers in onze steeds ‘krapper’ wordende organisatie. Om alles tijdig te realiseren moet er evenwicht zijn tussen de te leveren prestaties en de beschikbare menskracht. Het is de taak van ons college om samen met het management dit evenwicht te zoeken en te handhaven. Waar dat niet mogelijk is zullen keuzes onvermijdelijk zijn. Het financieel risico wordt ingeschat op een bandbreedte van € 25.000,- tot € 55.000,-.

(2) Risico’s op eigendommen
De gemeente Bladel wordt ook steeds meer geconfronteerd met toenemende vernielingen aan de gemeentelijke eigendommen. Daar de dader(s) vaak niet meer te achterhalen zijn kunnen de kosten van herstel niet in alle gevallen verhaald worden. Op basis van uitgevoerde risico-analyses uit het verleden wordt dit incidenteel risico ingeschat op een bandbreedte van € 15.000 tot € 25.000,-.

(3) Gevolgen waardering activa
De raad heeft in zijn vergadering van 25 maart 2021 het nieuwe afschrijvingsbeleid vastgesteld, waarin uitgangspunt is dat afgeschreven wordt tot een boekwaarde van € 0,-. Voor sommige vaste activa kan echter van tevoren vastgesteld worden dat sprake dient te zijn van een restwaarde, omdat een deel van het actief geacht wordt altijd zijn waarde te behouden (tot het moment van verkoop of buitengebruikstelling natuurlijk). Het hanteren van een restwaarde kan voor de langere termijn daarentegen onzekerheden bestaan met financiële consequenties tot gevolg. Om deze onzekerheid weg te nemen willen we hiervoor bij de bepaling van de omvang van het weerstandsvermogen een bedrag opnemen binnen een bandbreedte van € 100.000,- tot € 500.000,-. Het incidentele risicoprofiel schatten wij vooralsnog als ‘laag‘ in. 

(4) Informatiebeveiliging en privacy
Als gemeente hebben we te maken met gegevens en gevoelige informatie van onze inwoners. Zij verwachten dat wij zorgvuldig met deze gegevens omgaan. Gemeente Bladel moet daarom zowel bij intern gebruik als externe uitwisseling van informatie rekening houden met beveiligings- en privacyaspecten. Dat zorgt niet alleen voor betrouwbaarheid, maar ook voor een goede kwaliteit van de bedrijfsvoerings- en dienstverleningsprocessen. 
Wij voeren diverse risico-beperkende maatregelen uit, zoals jaarlijkse toetsing op naleving van wet- en regelgeving middels ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit), het jaarlijks uitvoeren van een risico-inventarisatie en -evaluatie en het uitvoeren van Data Protection Impact Assessments (DPIA’s) om informatiebeveiligings- en privacy risico’s in kaart te brengen en waar mogelijk te verkleinen. Daarnaast stelt de Informatiebeveiligingsdienst ons op de hoogte van (acute) kwetsbaarheden, ontwikkelingen en grootschalige incidenten zodat wij passende maatregelen kunnen treffen. Ondanks deze maatregelen blijft het risico bestaan dat er een informatiebeveiligingsincident of datalek plaatsvindt. Met name de digitale dreiging is verder toegenomen door de oorlog in Oekraïne en de digitalisering en meegroeiende cybercriminaliteit. (Digitale) informatiebeveiligingsincidenten en datalekken hebben een grote impact op imago, bedrijfsvoering en kunnen behoorlijk wat tijd en geld kosten. Daarom hebben wij een bedrag van € 30.000,- als risico opgenomen in de begroting.

Programma: Verkeer en vervoer

(5) Gladheidbestrijding
De gladheidbestrijding is middels een contract ondergebracht bij een aannemer voor de duur van vijf jaren. Gladheidbestrijding is een apart werkveld en het voorspellen van de duur en hevigheid van een winterperiode is erg moeilijk. Tijdens extreme situaties, bijvoorbeeld bij (hevige) sneeuwval in combinatie met strenge vorst, moet dan ook intensiever worden geschoven en gestrooid. Derhalve zijn naast een maandelijkse vergoeding ook eenheidsprijzen in het contract opgenomen met betrekking tot het schuiven en strooien van vooraf bepaalde routes. Bij de beschikbare gestelde middelen wordt uitgegaan van normale winterse omstandigheden, wat per winterseizoen neer komt op 27 maal de vooraf bepaalde routes schuiven en strooien. Zodra sprake is van extreme situaties kunnen de meerkosten oplopen doordat vaker dan gemiddeld wordt gestrooid. Rekening houdend met extremere situaties, waarbij een toename van 35% extra werkzaamheden met betrekking tot gladheidbestrijding aannemelijk wordt geacht, is er sprake van een risico van ca. € 25.000,- aan extra kosten.

Programma: Sport, cultuur en recreatie
(6) Natuurplagen
Door ‘natuurplagen’ (processierupsen, kevers, luizen, rattenplagen, iep- en kastanje ziektes e.d.) zullen er in voorkomende gevallen extra onderhoudswerkzaamheden verricht moeten worden aan het openbaar groen, sportvelden en de bossen. Op basis van eerdere onderhoudswerkzaamheden wordt dit incidenteel risico bepaald binnen een bandbreedte van € 100.000,- tot € 120.000,-. Voorts wordt voor de overige calamiteiten en claims een incidenteel risico bepaald binnen een bandbreedte van ca € 20.000,- tot € 30.000,-.

Programma: Sociaal domein

(7) Uitvoering loonkostensubsidie (KempenPlus)
Vanaf 2022 is de hoogte van het budget afhankelijk van de gerealiseerde inzet van loonkostensubsidie uit het vorige jaar. In tegenstelling tot de huidige situatie wordt voor gemeenten straks een apart macrobudget voor loonkostensubsidie bepaald. Daarbij wordt rekening gehouden met de oploop als gevolg van de groei van de doelgroep. Het budget wordt jaarlijks vastgesteld op basis van realisaties uit het vorige jaar. Dit wordt ook gecorrigeerd voor de gevolgen van beleid en de loon- en prijsontwikkeling. Dit is voor gemeenten een stimulans om het budget volledig in te zetten voor het instrument loonkostensubsidie.

Tot op heden worden loonkostensubsidies betaald uit het macrobudget Participatiewetuitkeringen. Achterliggende gedachte was dat gemeenten met de inzet van loonkostensubsidie kunnen besparen op de bijstandsuitgaven. Gevolg is echter dat wanneer een gemeente zich extra inzet, hiervoor geen extra budget ontvangt. Daarnaast kunnen de lasten voor de inzet van loonkostensubsidie soms hoger zijn dan de besparing op de uitkeringslasten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij plaatsing van een niet uitkeringsgerechtigde of bij mensen met een lage loonwaarde. We schatten het risico vooralsnog in op pm.

Financiële indicatie risico-inventarisatie en -kwantificering

Terug naar navigatie - Financiële indicatie risico-inventarisatie en -kwantificering

De omvang van de geïnventariseerde risico’s beweegt zich tussen een bedrag van € 315.000,- en een bedrag van € 785.000,- (zie kolom c). Indien alle risico’s zich tegelijk zouden voordoen, gaat het gemiddeld dus om een bedrag van € 550.000,-. Maar de kans hierop is niet erg groot. Uitgaande van de gemiddelde omvang en de geraamde ‘kansen’ bedraagt het totaal aan de nu geïnventariseerde risico’s een aanzienlijk lager bedrag: gemiddeld € 209.000,-, incidenteel.
Overigens suggereren deze bedragen een nauwkeurigheid die zich absoluut niet voordoet; het is de toevallige uitkomst van een kansberekening en niet een met zekerheid te voorspellen uitkomst. In onderstaande tabel is een financiële indicatie opgenomen van de omvang van het risico door de kans te vermenigvuldigen met het gemiddelde effect en is aangegeven of het risico van incidentele dan wel structurele aard is.

nr. omschrijving geraamde kans gemiddeld kans x effect kans x effect
omvang * effect incidenteel structureel
(bedragen x € 1.000,- 25% 50% 75% (c : 2) (d,e of f x g) (d,e of f x g)
(a) (b) (c) (d) (e) (f) (g) (h) (i)
1 Personeelsvoorzieningen 25-55 x 40 30
2 Risico’s eigendommen 15-25 x 20 15
3 Gevolgen waardering activa 100-500 x 300 75
4 Informatiebeveiliging en privacy 30-30 x 30 8
5 Gladheidbestrijding 25-25 x 25 13
6 Natuurplagen 120-150 x 135 68
7 Uitvoering loonkostensubsidie pm x pm pm
Ondergrens risico’s 315
Bovengrens risico’s 785
Totaal gemiddelde risico’s 550
Totaal na kansberekening 209

Weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen

Ten aanzien van de geraamde stand van de algemene reserve willen wij -met nadruk- vermelden dat het vooralsnog geprognosticeerde resultaten betreffen. Daadwerkelijke bestedingsvoorstellen moeten steeds beoordeeld worden aan de hand van werkelijk gerealiseerde resultaten. In de vastgestelde 'nota reserves en voorzieningen 2021' is bepaald dat bestedingsvoorstellen ten laste van de algemene reserve slechts zijn aan te bevelen, wanneer er middelen resteren boven de omvang van de risicoprofielen. 

In onderstaand tabel wordt de prognose van de omvang van het weerstandsvermogen (algemene reserve) weergegeven:

(bedragen x € 1.000,-) begroting begroting begroting begroting begroting
2023 2024 2025 2026 2027
a. noodzakelijke omvang (voldoende) 770 770 770 770 770
b. geïnventariseerde risico's (gemiddeld) 559 559 559 559 559
c. stand algemene reserve begin van het jaar 13.719 14.543 15.295 14.988 14.094
d. stand algemene reserve eind van het jaar 14.543 15.295 14.988 14.094 13.242
e. algemene reserve (vrije ruimte eind van het jaar): d - a 13.773 14.525 14.218 13.324 12.472
f. ratio algemene reserve eind van het jaar f / c 18,89 19,86 19,46 18,30 17,20
g. betekenis uitstekend uitstekend uitstekend uitstekend uitstekend

Kengetallen en de signaleringswaarde

Terug naar navigatie - Kengetallen en de signaleringswaarde

In het streven naar meer transparantie, verbetering van het inzicht in de financiële positie en voor vergelijking met andere gemeenten worden zowel in de begroting als jaarrekening een set van financiële kengetallen opgenomen. Kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans. Deze kengetallen beogen, in onderlinge samenhang, een bijdrage te leveren aan het inzicht in de financiële positie van de gemeente. Juist de onderlinge samenhang en het verloop gedurende meerdere jaren biedt het verlangde inzicht. Daarom is niet zinvol om op basis van één enkel kengetal conclusies te trekken.

De kengetallen zijn primair bedoeld als instrument voor de raad en worden niet gebruikt als extra normeringsinstrument in het kader van het financieel toezicht door de provincies of het Rijk. De gezamenlijke provinciale toezichthouders hebben echter geconstateerd dat het financiële beeld dat uit de kengetallen naar voren komt, voor de toezichthouder ook belangrijk is voor het inzicht in de financiële positie van de gemeente. 

Om de kengetallen te kunnen duiden is besloten om aan te sluiten bij de door de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) gehanteerde signaleringswaarden. De VNG heeft een aantal signaleringswaarden ontwikkeld om een grofmazige waardering te geven aan de kengetallen. Het betreft dus nadrukkelijk geen normering maar het dient als hulpmiddel om de afzonderlijke uitkomsten in beter perspectief te plaatsen. Voor elk kengetal worden drie categorieën onderscheiden: ‘A: Minst risicovol’ (in groen), ‘B: Neutraal’ (in geel) en ‘C: Meest risicovol’ (in oranje). Zie onderstaande tabel:

Kengetallen: landelijke risico profielen signaleringswaarden
minst neutraal meest
risicovol risicovol
1 A. netto schuldquote < 90% van 90% t/m 130% > 130%
1 B. netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen < 90% van 90% t/m 130% > 130%
2. solvabiliteitsrisico > 50% van 20% t/m 50% < 20%
3. grondexploitatie < 20% van 20% t/m 35% > 35%
4. structurele exploitatieruimte >= 0% 0% < 0%
5. belastingcapaciteit < 100% van 100% t/m 105% > 105%

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

Om de kengetallen te kunnen duiden is per kengetal een omschrijving opgenomen.

1A. Netto schuldquote
De netto schuld weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken. De netto schuldquote geeft aan of de gemeente investeringsruimte heeft of juist op zijn tellen moet passen. Daarnaast zegt het kengetal ook wat over de flexibiliteit van de begroting. Hoe hoger de schuld is, hoe meer kapitaallasten (rente en aflossing) er zijn waardoor een begroting minder flexibel wordt. Hoe hoger de schuld, hoe hoger de netto schuldquote.

1B. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Omdat bij leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast.

De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen.

De stijging van 2024 en volgende jaren wordt met name veroorzaakt door de cumulatieve doorwerking van de voorgenomen financieringen van de investeringen vanuit het meerjarenprogramma. We mogen op grond van het BBV tot maximaal de kasgeldlimiet met kort geld financieren. We houden er daarom rekening mee dat vanaf ultimo 2023 aanvullende financiering moet worden opgenomen. Anderzijds daalt het kengetal na 2024 ook weer als gevolg van de reguliere aflossingen. De netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen laat eenzelfde ontwikkeling zien.  Overigens hoeft een hoge schuld niet te leiden tot een nadelig effect op de financiële positie. De toelichting hierop is verwerkt in de ‘conclusie houdbare financiële positie’.

In onderstaande grafieken worden de kengetallen van de netto-schuldquote weergegeven:

2. De solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het betreft het eigen vermogen uitgedrukt in een percentage van het balanstotaal. In feite wordt er naar gekeken in hoeverre, in geval van nood, de verschaffers van het vreemde vermogen kunnen worden betaald. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat volgens artikel 42 BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.

Voor de solvabiliteitsratio geldt: hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de weerbaarheid van de gemeente. Een solvabiliteit van 100% zou inhouden dat de gemeente geen schulden heeft. De solvabiliteitsratio bevindt zich normaal gesproken in categorie B (tussen 20% en 50%). 

3. Kengetal grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft weer hoe de waarde van de in exploitatie genomen gronden zich verhoudt tot de totale (geraamde) jaarlijkse baten. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. Voor de berekening van het kengetal grondexploitatie worden bouwgronden in exploitatie gedeeld door de totale baten (exclusief de mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage. De boekwaarden van verliesgevende plannen zijn gebaseerd op de actuele marktwaarde en voor verwachte verliezen zijn voorzieningen getroffen. Het risicoprofiel van de gemeente ten aanzien van grondexploitaties is vrij beperkt. Dit vertaalt zich in een laag kengetal grondexploitatie.  

In onderstaande grafieken worden de kengetallen van de solvabiliteit en van de grondexploitatie weergegeven:

4. Structurele exploitatieruimte
Het financiële kengetal structurele exploitatieruimte geeft aan hoe groot de structurele vrije ruimte binnen de vastgestelde begroting is. Daarnaast geeft dit kengetal ook aan of de gemeente in staat is om structurele tegenvallers op te vangen dan wel of er nog ruimte is voor nieuw beleid. Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
Voor de berekening van het kengetal structurele exploitatieruimte wordt het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan de reserves gedeeld door de totale baten (exclusief de mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage. Op basis van het kengetal blijkt dat er structurele ruimte is om tekorten of extra lasten binnen de huidige begroting op te vangen. Dit past binnen ons financieel beleid om strak te begroten. 

De structurele exploitatieruimte bevindt zich in de jaren 2023 – 2027 tussen -1% en  3%, waarmee het zich structureel in categorie A bevindt. Dit geeft aan dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. In andere woorden: er is ruimte om een mogelijke stijging van de structurele lasten te dekken of een daling van de structurele baten op te vangen.

5. Belastingcapaciteit: Woonlasten meerpersoonshuishouden
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De ruimte die een gemeente heeft om belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Onder woonlasten worden verstaan de OZB, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing voor een woning met gemiddelde waarde in de gemeente. Deze cijfers worden in de jaarlijkse meicirculaire bekend gemaakt. Het kengetal belastingcapaciteit wordt berekend door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden in het begrotingsjaar te vergelijken met het landelijke gemiddelde in het jaar daarvoor. Het is de bevoegdheid van uw raad met welke omvang de belastingen worden aangepast. 

In onderstaande grafieken worden de kengetallen van de structurele exploitatieruimte en van de belastingcapaciteit weergegeven:

Voor de beoordeling van de financiële positie is het belangrijk dat zowel naar de (geprognosticeerde) balans als naar de exploitatie wordt gekeken. De kengetallen netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen, solvabiliteitsratio en grondexploitatie hebben betrekking op de (geprognosticeerde) balans. De kengetallen structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit brengen tot uitdrukking of onze gemeente over voldoende structurele baten beschikt en welke mogelijkheid de gemeente heeft om de structurele baten op korte termijn te vergroten.

Hierna wordt in een stoplichtmodel de samenhang van de gepresenteerde kengetallen weergegeven. Het toont aan dat alleen de netto schuldquote in 2023 en 2024 de genormeerde grens overschreden wordt. 

Kengetallen: streef- Verloop van de kengetallen
waarde Rekening 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025 Begroting 2026 Begroting 2027
1A. netto schuldquote < 90% 76% 80% 140% 126% 120% 123%
1B. netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen < 90% 73% 77% 137% 123% 117% 119%
2. solvabiliteitsrisico > 50% 30% 30% 28% 31% 32% 33%
3. grondexploitatie < 20% 4% 4% 5% -4% -4% -1%
4. structurele exploitatieruimte >= 0% 4% 3% 3% 2% 0% -1%
5. belastingcapaciteit < 100% 93% 79% 78% 78% 78% 78%

Conclusie houdbare financiële positie

Terug naar navigatie - Conclusie houdbare financiële positie

In onze optiek spreken we over houdbaar als de gemeente in het geval van ‘slecht weer’ nog voldoende vrij beschikbare middelen heeft om de klappen op te kunnen vangen. Dit betekent dat de gemeente voldoende flexibel moet zijn en dus niet teveel verplichtingen (financieel, juridisch en bestuurlijk) moet hebben die meerjarig (langer dan vijf jaar) vastliggen. Deze verplichtingen zijn bijvoorbeeld onze schuldverplichtingen (rente en aflossing van opgenomen geldleningen), kapitaallasten, apparaatslasten en beheer- en onderhoudslasten.
De gemeente moet wendbaar zijn om snel te kunnen reageren. Enerzijds organisatorisch wendbaar om goed in te kunnen spelen op uitbreiding of inkrimping van het takenpakket. Anderzijds financieel wendbaar door de begroting op orde te hebben en een financiële buffer aan te houden. Flexibiliteit en weerbaarheid zijn in dit verband belangrijke termen en vormen de pijlers voor het spelregelkader.

We sturen continu op een structureel sluitende begroting. Voor de jaren 2023 t/m 2025 zien we een positief begrotingssaldo. Echter als gevolg van de onzekerheid in de algemene uitkering vanaf 2026 zien we vanaf 2026 een negatief begrotingsbeeld, wat veroorzaakt wordt door rijksbeleid. Op basis van de uitkomsten van bovenstaande kengetallen is de financiële positie van de gemeente Bladel in 2024, weerbaar en voldoende robuust. Er zijn voldoende buffers (zowel structureel als incidenteel) voorhanden om de risico´s, als deze zich voordoen, en andere onvoorziene tegenvallers op te kunnen vangen. Daarnaast worden de incidentele lasten volledig gedekt door de incidentele baten, zodat de begroting 2024 in materieel opzicht meer dan sluitend is.

Normaal ligt de netto schuldquote van een gemeente tussen 0% en 90%. Als de netto schuldquote tussen 90% en 130% ligt, is de gemeenteschuld hoog. Als de netto schuldquote boven de 130% uitkomt, dan bevindt de gemeente zich in de "gevarenzone". Het zijn vooralsnog grove vuistregels. Voor een genuanceerder beeld van de schuldpositie moet ook worden gekeken naar de voorraad bouwgronden, de uitgeleende gelden en de omvang van de beschikbare dekkingsreserves. De reserve kapitaallasten investeringen dient ook in relatie met de netto schuldquote bezien te worden, omdat deze reserve in beginsel budgettair in mindering gebracht wordt op de betreffende kapitaallasten.

De stijging van 2024 en volgende jaren wordt met name veroorzaakt door de cumulatieve doorwerking van de voorgenomen financieringen van de investeringen vanuit het meerjarenprogramma. De rentelasten van de schulden zijn volledig verdisconteerd in de meerjarenraming.  We mogen op grond van het BBV tot maximaal de kasgeldlimiet met kort geld financieren. We houden er daarom rekening mee dat vanaf ultimo 2024 aanvullende financiering moet worden opgenomen. Anderzijds daalt het kengetal na 2024 ook weer als gevolg van de reguliere aflossingen. De netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen laat eenzelfde ontwikkeling zien.  Overigens hoeft een hoge schuld niet te leiden tot een nadelig effect op de financiële positie. 

Het risicoprofiel van de gemeente ten aanzien van grondexploitaties is vrij beperkt. Dit vertaald zich in een laag kengetal grondexploitatie. Het kengetal grondexploitatie neemt meerjarig verder af. Dit wordt veroorzaakt door de voortschrijdende realisatie van de grondexploitaties (met name door verwachte grondverkopen). 

De solvabiliteitsratio van 28% in 2024 begeeft zich binnen de noodzakelijke omvang en is meer dan voldoende om onze risico’s op te kunnen vangen. Doorkijk naar de toekomst laat daarnaast zien dat de solvabiliteitsratio zeer waarschijnlijk zal gaan verbeteren. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de teller-noemereffect. De prognose van het eigen vermogen stijgt door o.a. bestemming van de positieve begrotingsresultaten  terwijl de prognose van de balanstotalen zal dalen. Onze eigen vastgestelde norm (de ratio weerstandsvermogen) zal echter gedurende de gehele planperiode meer dan voldoende zijn om onze risico’s op te kunnen vangen. De structurele exploitatie ruimte van 3% in 2024 geeft aan dat onze structurele lasten allemaal vast liggen in structurele baten.

Overall kunnen we concluderen dat op basis van de kengetallen 2024 in relatie met een verwachte stijging van ons weerstandsratio naar 17,20 in 2027 de financiële positie voldoende is. Ook de belastingcapaciteit ligt onder het landelijk gemiddelde.

Ten slotte merken wij op dat de stuurbaarheid op de kengetallen betrekkelijk is. De financiële kengetallen hebben vooralsnog een indicatieve waarde. Het is dus, met andere woorden, niet mogelijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten altijd in samenhang worden beoordeeld, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld kunnen geven van de financiële positie van de gemeente.