4.10 Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Terug naar navigatie - Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Gemeente Bladel voert een solide financieel beleid. We doen geen uitgaven die we niet kunnen betalen en kiezen voor goede lange termijn investeringen. Door realistisch te begroten en regelmatig te rapporteren, houden we grip op onze financiën. We spannen ons in om de gemeentelijke lasten voor onze inwoners op een laag niveau te houden. Het is belangrijk om voldoende weerstandsvermogen te hebben, zodat financiële risico's kunnen worden opgevangen zonder effect op de lopende begroting.

Meerjarenprogramma

Terug naar navigatie - Meerjarenprogramma

Onderstaand worden de (nieuwe) wensen voor de planperiode 2023-2027 opgesomd en toegelicht.

A/B omschrijving investeringen budgettaire lasten / baten
(bedragen x € 1.000,-) 2023 2024 2025 2026 2027 2023 2024 2025 2026 2027
A Taakstelling middels stofkammaatregelen 150 300 300 300 300
A Taakstelling middels stofkammaatregelen: surplus 289 33 12 5 -3
A Renteaanpassing MIP -64 -137 -168 -197
A Algemene uitkering jeugdzorg 2026 - 2027 304 249
A Extra verhoging tarieven onroerende zaakbelastingen 244 244 244 244
totaal lasten algemene dekkingsmiddelen 439 513 419 685 593
(- = nadeel en + = voordeel)

Toelichting meerjarenprogramma

Terug naar navigatie - Toelichting meerjarenprogramma

Taakstelling middels stofkammaatregelen / inclusief surplus
De meerjarenraming heeft de afgelopen jaren geleid tot een ophoging van de budgetten voor bestaand beleid. Enerzijds als gevolg van aanpassingen aan de oplopende prijsstijgingen en anderzijds door de doorwerking van beleidsmatige keuzes. Desalniettemin bestaat bij het college de stellige indruk, mede gelet op de relatief hoge rekeningsaldi van de afgelopen jaren, dat er nog “lucht” zit in de wijze van raming voor diverse begrotingsposten. We hebben daarom alle posten van de begroting nogmaals tegen het licht gehouden. We hebben er voor gekozen om dat deel van de onderbestedingen van de budgetten gedurende de jaren 2020 t/m 2022, afgezet tegen de in de meerjarenraming geraamde budgetten, structureel af te ramen. Het gaat om een groot aantal maatregelen, die per stuk soms beperkte besparingen opleveren, maar alles bij elkaar toch een aanzienlijk bedrag. Voor deze stofkammaatregelen waren we in de perspectiefnota 2023 uitgegaan van een taakstelling van € 300.000,- per jaar. In deze begroting hebben wij de realisatie hiervan aanvullend opgenomen. Het betreft een aantal 'technische' maatregelen die in beginsel geen vakinhoudelijke impact hebben op diverse beleidsterreinen. Pro saldo kunnen we extra besparingen realiseren, welke we aanvullend in het meerjarenprogramma opgenomen hebben. In de 1e wijziging van de begroting 2024 zullen deze besparingen verwerkt worden ten laste van de ingeboekte taakstelling. 

Renteaanpassing MIP
Bij de berekening van de rentelasten van de investeringen in het meerjarenprogramma waren we uitgegaan van een percentage van 3,0%. Op grond van de vastgestelde financiële kaderstelling  (R23.016) is dit percentage aangepast naar 3,50%. Deze rente aanpassing resulteert in aanvullende rentelasten voor de jaren 2024 tot en met 2027 voor de investeringen uit het meerjarenprogramma.

Algemene uitkering 2026 - 2027
Recent hebben het Rijk, gemeenten, zorgaanbieders en zorgmedewerkers afspraken gemaakt over verbeteringen en besparingen in de jeugdzorg. Het effectueren van deze Hervormingsagenda Jeugd vergt ook landelijke wetgeving. Zo moet in juli volgend jaar de verplichting tot regionale en landelijke inkoop van (hoog) specialistische zorg wettelijk van kracht zijn. Het gaat om bijvoorbeeld de zorg voor kinderen met een ernstige eetstoornis of suïcidale gedachten. Verder moeten gemeenten vanaf begin 2024 worden verplicht reële tarieven te betalen voor de jeugdzorg. De gezamenlijke toezichthouders van alle provincies staan toe dat een stelpost wordt opgenomen voor 100% (was 75%) van de middelen, zoals die in de Hervormingsagenda jeugdzorg zijn afgesproken als structurele en reële raming meegenomen kan worden in de meerjarenraming. Daarnaast mogen we rekening houden met een besparing op de uitgaven als gevolg van maatregelen die het Rijk zal uitwerken. Immers, het Rijk draagt het budgettaire risico als (een deel van) deze maatregelen geen of niet tijdig doorgang vinden.

Extra verhoging tarieven onroerende zaakbelasting
Bij het opstellen van de perspectiefnota 2023 is duidelijk geworden dat er tekorten gaan ontstaan, voornamelijk door de beoogde negatieve effecten om het gemeentefonds niet langer meer via de normerings-systematiek 'samen de trap op en samen de trap af' te indexeren. Er wordt alleen nog compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen verstrekt, geen volume accres. Dit leidt voor de laatste twee planjaren (de zgn ravijnjaren) tot aanzienlijke structurele nadelen. 
Door deze nieuwe financieringssystematiek is het nu al duidelijk dat de financiële positie van onze gemeente onder zware druk komt te staan. We willen Bladel allemaal graag houden zoals het bekend staat, een prettige en veilige woongemeente met veel verenigingen en voorzieningen. We willen voorkomen dat we ons in allerlei bochten moeten wringen om onze (meerjaren)begroting rond te krijgen en noodgedwongen op voorzieningen moeten bezuinigen. Daarom acht het college het noodzakelijk om naast de trendmatige verhoging van 3,1% de OZB-tarieven extra te verhogen met 4,9%.

 

Ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen

Verruiming gemeentelijk belastinggebied
Nederlandse gemeenten zijn financieel sterk afhankelijk van het Rijk. Hierdoor is de financiële autonomie van gemeenten beperkt. Het rapport ‘herziening gemeentelijk belastinggebied’ (onderdeel van het rapport ‘Bouwstenen voor een beter belastingstelsel’) beschrijft dat dit kan worden verbeterd door een belastingschuif van 4 tot 6 miljard euro van het Rijk naar gemeenten (belastingverlaging aan Rijkszijde en een navenante verhoging van de gemeentelijke belastingen). Deze 'schuif' kan ook als ombuiging worden vormgegeven door de belastinginkomsten aan Rijkszijde niet te verlagen. In dit geval wordt het belastinggebied met 6 miljard euro verruimd en het gemeentefonds met hetzelfde bedrag verlaagd. Voor de burger betekent dit een lastenverzwaring.
Verhoging van de opbrengsten van het gemeentelijk belastinggebied kan door middel van het introduceren van nieuwe belastingen en/of het verhogen van bestaande belastingen (bron: Fiscale maatregelenlijst 2023). Hierbij kan worden gedacht aan herinvoering van OZB-gebruikersdeel, een ingezetenenbelasting, introductie van een planbatenheffing en modernisering van bestaande belastingen zoals de toeristenbelasting of herziening van de huidige vrijstellingen in de OZB.
Een verhoging van de opbrengsten door middel van een verruiming van het belastinggebied vraagt om een wetswijziging. De looptijd van het wetgevingstraject in combinatie met de implementatie van de nieuwe belastingsoort(en) bij gemeenten is naar verwachting 3 jaar. 

Verbonden partijen

Terug naar navigatie - Verbonden partijen

De navolgende verbonden partij wordt betrokken bij het realiseren van de geformuleerde doelstellingen:
• NV Bank Nederlandse Gemeenten
• NV Brabant Water

Wat mag het kosten?

Terug naar navigatie - Wat mag het kosten?

a. Lokale heffingen
Bladel kent de onroerende zaakbelastingen als heffing die aan de algemene middelen worden toegevoegd. Hoewel we de toeristenbelasting ook als algemeen dekkingsmiddel beschouwen is deze opbrengst (op grond van het BBV) echter verantwoord onder programma Economie.

Voor een nadere toelichting verwijzen we naar de paragraaf lokale heffingen.

- Onroerende zaakbelastingen
Voor de OZB zijn de tarieven in eerste aanleg verlaagd om de waardeontwikkeling te compenseren. Stijgt de waarde van de onroerende zaak, dan daalt in de regel het tarief, daalt de waarde van de onroerende zaak, dan stijgt het tarief. Alleen op deze wijze is het mogelijk om gemeentebreed de baten gelijk te houden. Daarna worden de OZB-tarieven enerzijds verhoogd met een trendmatige aanpassing van 3,10% en anderzijds met een boven trendmatige verhoging van 4,90%. Pro saldo stijgen de OZB-tarieven dan met 8,00%. De hoogte van de OZB wordt afgeleid van de WOZ-waarde (een promillage). Dit percentage is, afhankelijk van eigenaar/gebruiker niet-woning en eigenaar woning, bepalend voor de hoogte van elke individuele aanslag OZB. Jaarlijks houden we ook rekening met de autonome groei van de opbrengsten als gevolg van ver- en nieuwbouw van woningen en bedrijfsruimten. De lasten voor heffing en invordering hebben betrekking op toerekening van ambtelijke kosten, alsmede taxatiekosten voor de uitvoering van de Wet waardering Onroerende Zaken (WOZ).

b. Uitkeringen gemeentefonds
Het gemeentefonds is specifiek opgedeeld in een algemene uitkering en enkele doel- en integratie-uitkeringen. Voor deze uitkeringen geldt dat de gemeente vrij is ze in te zetten.

- Algemene uitkering
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeente. De algemene uitkering wordt door het Rijk op grond van diverse verdeelsleutels (maatstaven) toegerekend aan de gemeente(n). De uit te keren bedragen worden in diverse circulaires bekendgemaakt. De algemene uitkering is doorgerekend op basis van de bijgestelde uitgangspunten met betrekking tot woningbouw, inwonersaantallen, uitkeringsgerechtigden enz. Hierbij zijn de financiële effecten tot en met de meicirculaire 2023 meegenomen. 

De financiële effecten van de septembercirculaire 2023 zullen wij t.z.t. via een raadsvoorstel met een voorstel tot wijziging van de begroting ter kennis brengen van uw raad, zodat u de financiële effecten daarvan alsnog kunt betrekken bij de besluitvorming over deze begroting. 

Het Rijk wil samen met medeoverheden werken aan een nieuwe stabiele financieringssystematiek voor gemeenten vanaf 2027. Er zullen bouwstenen in kaart gebracht worden voor een nieuwe financieringssystematiek, waarbij ook de uitbreiding van het lokale belastinggebied bespreekbaar is. In de Algemene Ledenvergadering van de VNG op 14 juni 2023 is een resolutie nagenoeg unaniem aangenomen om er bij het (demissionaire) kabinet o.a. op aan te dringen om de balans tussen taken en middelen te herstellen. Wij hopen dat in de komende septembercirculaire 2023 hierover al meer duidelijkheid ontstaat over de financiële ruimte vanaf het jaar 2026 en verder. Gemeenten zijn immers niet in staat om een meerjarige bijdrage te leveren aan de geïnitieerde maatschappelijke opgaven, als gemeenten daar financieel niet voldoende voor gecompenseerd worden. Er moet dus nog een oplossing komen voor de bredere financiële problematiek voor het jaar 2026 en verder.

c. Dividend
De gemeente ontvangt dividend over haar kapitaalinbreng in de NV Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG) en Brabant Water NV. Aan de hand van de laatste jaarcijfers van deze instanties kan de navolgende raming voor 2023 worden opgemaakt. 

 

aantal aandelen waarde rendement opbrengst

NV Bank voor Nederlandse Gemeenten

62.790 € 156.975 81,0% € 169.000
Brabant Water NV 17.706  € 1.771 0,0%  € 0

   
 d. Financiering
Het saldo van de financieringsfunctie is een correctie van de berekende rentelasten op de beleidsvelden ten opzichte van de omslagrente. De doorbelasting van rentelasten geschiedt, op basis van de gewijzigde BBV voorschriften, tegen het gemiddelde afgeronde rente-omslagpercentage van 0,800% (2023: 0,500%). Voor een specificatie wordt verwezen naar de paragraaf Financiering.

e. Overige algemene dekkingsmiddelen
We berekenen geen bespaarde rente over het eigen vermogen. Voor de dekkingsreserve kapitaallasten investeringen maken we hiervoor een uitzondering, omdat naast de afschrijvingslast ook de rentelast van het betreffende activum verrekend wordt met de reserve. Het percentage van de rentetoerekening aan deze reserve (lasten) moet gebaseerd zijn op het gemiddelde rentepercentage van het vreemd vermogen. De bespaarde rente is hierop aangepast. In 2024 wordt € 78.000,- toegevoegd aan de dekkingsreserve kapitaallasten investeringen.

f. Vennootschapsbelasting
Sinds 1 januari 2016 moeten overheidsondernemingen die economische activiteiten verrichten belasting betalen over hun (fiscale) winst. Uitgangspunt van de wet is dat ieder overheidslichaam vennootschapsbelastingplichtig (Vpb) is, indien er een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal is, die deelneemt aan het economische verkeer en winst beoogt, of waarbij winst redelijkerwijs te verwachten valt.

Jaarlijks beoordelen we of de gemeentelijke activiteiten voldoen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. Per activiteit beoordelen we of met de uitoefening van de betreffende activiteit een onderneming in fiscaalrechtelijke zin wordt gedreven. De meeste activiteiten komen niet door de zgn. “ondernemerspoort”. Dit komt omdat deze activiteiten geen winst genereren of doordat in fiscale zin de gemeente niet deelneemt aan het economische verkeer. Voor een drietal geclusterde werkvelden wordt in principe door de ondernemerspoort gegaan, te weten: grondexploitaties, inzameling van huishoudelijke afvalstromen en woningexploitaties.

g. Onvoorziene uitgaven en stelposten
Voor de dekking van incidentele onvoorziene, onvermijdbare en onuitstelbare uitgaven is in de begroting 2024 een bedrag van € 13.000,- opgenomen. Voor de dekkingsmaatregelen wordt verwezen naar de toelichting hiervoor. 

In voorkomende gevallen worden incidentele mee- en tegenvallers ook verrekend met de algemene reserve. Door de stijgende inflatie stijgen de lasten niet alleen binnen onze bedrijfsvoering. Ook aannemers, verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen zullen de hogere inflatie willen doorberekenen aan de gemeente. De stelpost loon- en prijsmutaties wenden we t.z.t. hiervoor aan. Door de meerjarige begrotingsoverschotten wordt onze liquiditeitspositie aanzienlijk verbeterd. Dit leidt tot een lagere financieringsbehoefte en dus tot lagere rentelasten. Daarom hebben wij in deze begroting die middelen afgezonderd om de rentenadelen bij consolidatie van korte lopende schuld naar lange lopende schuld daarmee op te kunnen vangen. In de begroting moet op basis van de financiële kaderstelling rekening gehouden worden met een rentepercentage van 3,50% voor eventueel nieuw aan te trekken geldleningen in 2023 en verder. In de perspectiefnota 2023 hadden we nog rekening gehouden met een percentage van 3,00%. De rentelasten van het meerjarenprogramma hebben we hier alsnog op aangepast. De nog te verdelen rente en afschrijvingen en verrekening van overhead moeten nog nader functioneel verbijzonderd worden.

Aan de hand van de risico’s op onze openstaande vorderingen bepalen we hoe hoog de voorziening dubieuze debiteuren moet zijn. Daarbij wordt een inschatting gemaakt ten aanzien van de mate van invorderbaarheid, waarvoor een voorziening getroffen wordt. Op grond van een analyse moest in 2022 € 110.000,- van de voorziening dubieuze debiteuren aangewend worden.

Onvoorziene uitgaven en stelposten krijgt dan het navolgende verloop:

bedragen x € 1.000 s/i 2022 2023 2024 2025 2026 2027
a. onvoorziene uitgaven s   -6 -13 -13 -13 -13
b. stelpost dekkingsmaatregelen s   439 333 312 305 297
c. stelpost loon- en prijsmutaties s   -44 -523 -528 -528 -528
d. stelpost opvang hogere rentelasten s   -246 -65 -93 -97

-44

e. stelpost hogere rentelasten MIP s     -64 -137 -168

-197

f. door te belasten rente en afschrijvingen / overhead s   170  175 114 105

86

f. beschikking voorziening dubieuze debiteuren i -110          
totaal onvoorzien en stelposten   -110 313 -157 -345 -395 -399

 
In onderstaand overzicht wordt het totaal van lasten en baten van de algemene dekkingsmiddelen opgenomen.

Bedragen Rekening Begroting Begroting Meerjarenraming
(bedragen x € 1.000,-) 2022 2023 2024 2025 2026 2027
Lasten
algemene dekkingsmiddelen n -852 n -520 n -1.067 n -1.197 n -1.215 n -1.262
Totaal lasten n -852 n -520 n -1.067 n -1.197 n -1.215 n -1.262
Baten
algemene dekkingsmiddelen v 44.687 v 45.257 v 47.673 v 48.158 v 45.382 v 45.138
Totaal baten v 44.687 v 45.257 v 47.673 v 48.158 v 45.382 v 45.138
Geraamd saldo van baten en lasten v 43.835 v 44.737 v 46.606 v 46.961 v 44.167 v 43.876
(- = nadeel en + = voordeel)