Inleiding

Voorwoord

Voorwoord

Terug naar navigatie - Voorwoord

.De raad stelt via de begroting de kaders vast voor het komende jaar. In de voorliggende begroting is dat het jaar 2022. De begroting is niet louter een financieel document, maar bevat ook het te voeren beleid. De gemeente kent heel veel verschillende taken en ambities. We kunnen in een begroting (of jaarrekening) niet ingaan op alle details. Dus worden de belangrijkste taken en ambities genoemd.

Het is een begroting met een robuust meerjarenperspectief. Deze begroting biedt Bladel de ruimte om, nu en in de toekomst, de noodzakelijke investeringen te doen en nieuw beleid te maken. De begroting is dermate solide dat (onverwachte) financiële tegenvallers kunnen worden opgevangen. Met deze begroting kan het nieuwe college en nieuwe raad in 2022 uitstekend werken. Het huidige college laat de boel netjes achter.

Opbouw van de begroting
We gebruiken de begroting 2022 om afspraken te maken tussen de gemeenteraad en het college over wat we in het begrotingsjaar gaan doen en welke middelen daarvoor beschikbaar zijn.  Met deze begroting willen we de raad beter in positie brengen om op strategisch niveau te kunnen sturen op politieke thema’s.

Per doelstelling wordt eerst toegelicht wat wij dit jaar gaan doen om deze te realiseren. Vervolgens hebben we zo SMART mogelijk indicatoren genoemd waarmee we periodiek kunnen meten of we onze doelstelling hebben gerealiseerd. De going-concern activiteiten zijn impliciet in de financiële begroting meegenomen en in de hoofdtaakvelden.

Opbouw van de beleidsvelden
In deze begroting wordt bij elk hoofdtaakveld inzichtelijk gemaakt wat de belangrijkste politieke thema’s van de gemeente Bladel zijn. Elk hoofdtaakveld kent een duidelijke opbouw, waarin per hoofdtaakveld het maatschappelijk effect staat opgenomen waarop de raad op strategisch niveau kan sturen. Per beleidsveld zijn op tactisch niveau de politieke thema’s van het college weergegeven, waarbij de kern bestaat uit het beantwoorden van de volgende vragen:

  • Wat willen we bereiken? wat is onze opgave/ ambitie?
  • Wat gaan we daar voor doen? wat gaan we dit jaar doen om onze opgave aan te pakken?
  • Hoe kunnen we dat meten? belangrijkste indicatoren om het doel te meten
  • Wat kost het? de baten en lasten van de ambities en de reguliere werkzaamheden zijn, per thema, opgenomen in een tabel.

Op sommige thema’s willen we meerdere ambities bereiken. Deze zijn apart benoemd. In de beleidsvelden zijn daarnaast de in de BBV verplicht voorgeschreven beleidsindicatoren opgenomen. Deze indicatoren zijn een gevolg van de gewijzigde  begrotingsvoorschriften op basis van het advies van de commissie Depla. Deze beleidsindicatoren zijn voor alle gemeenten gelijk en op “waar staat je gemeente” raadpleegbaar. Dat maakt het mogelijk om Bladel op de diverse terreinen te vergelijken met andere gemeenten.

Coronavirus
Het coronavirus lijkt op zijn retour en de vooruitzichten voor het economisch herstel na corona zijn positief. Toch zijn er nog (veel) onzekerheden voor werkenden en hebben sommige bedrijven en ondernemers moeten interen op hun reserves. Verwachting is ook dat naarmate bedrijven weer omzet kunnen maken, ze de komende periode vanzelf uit het steunpakket zullen 'groeien'. In 2020 was het aantal faillissementen flink lager dan in 2019, mede dankzij de steunpakketten. Omdat de coronacrisis geen normaal ondernemersrisico is, is er veel rijkssteun gegeven met als doel om deze moeilijke tijd te overbruggen. Het kabinet wil voorkomen dat levensvatbare ondernemers onnodig failliet gaan, ook nu de Nederlandse economie langzaam in een nieuwe fase terecht komt. Om de overgang naar deze nieuwe fase te ondersteunen is het belangrijk dat ondernemers weer de ruimte krijgen om te investeren. Op die manier “groeien” ze uit de steunmaatregelen. Daarom heeft het kabinet ervoor gekozen om het steunpakket ook in het derde kwartaal van 2021 voort te zetten.

Al het extra geld dat het kabinet nu uitgeeft en heeft uitgegeven zijn eenmalige crisisuitgaven. Hiervoor moet zij geld lenen en zo loopt de schuld van het rijk fors op. Deze schuld moet vanzelfsprekend op termijn weer afgebouwd en terugbetaald worden. Voor een deel zal dat ook vanzelf gaan: als het over een tijdje nog beter gaat met de economie, nemen ook de inkomsten weer toe en daalt de schuld. De economie heeft eerder grote veerkracht getoond en naar verwachting zal het herstel snel doorzetten. Zodra dat moment aanbreekt, is afbouw van de steun verstandig en noodzakelijk. Het kabinet is voornemens in het vierde kwartaal 2021 te beginnen met afbouw, en gaat ervan uit dat de epidemiologische situatie dit toelaat. Steun die te lang wordt doorgezet, zal het potentieel van de Nederlandse economie op de langere termijn schaden. Het kabinet heeft daarbij ook in het achterhoofd dat dit geld niet meer aan andere doelen besteed kan worden. Het is onzes inziens dan ook denkbaar dat het (nieuwe) kabinet vroeg of laat met een pakket van maatregelen komt om de staatsschuld (versneld) terug te dringen. Dat kan zij doen door het verhogen van de rijksbelastingen en/of doorvoeren van bezuinigingen op de rijksbegroting. Door de werking van de "samen trap op samen trad af" systematiek zullen de bezuinigingen op de rijksbegroting t.z.t. ongetwijfeld doorwerking hebben naar de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

De inkomsten van het rijk zullen wat dat betreft voor de jaren 2023 en verder nog steeds met onzekerheden omgeven zijn.

Wij gaan er van uit dat de coronacrisis vooralsnog slechts financiële gevolgen zal hebben voor 2021. Wij verwachten dat de financiële gevolgen van de genomen coronamaatregelen voor onze gemeente in 2021 overigens pro saldo te overzien zijn. Het overgrote deel van de consequenties worden immers volledig of gedeeltelijk door het rijk gecompenseerd. Als achteraf blijkt dat de compensatie vanuit het rijk wellicht niet alle kosten en inkomstendervingen van de gemeente dekt dan kan de algemene reserve als achtervang dienen om het ongedekte deel in 2021 op te vangen. De omvang van de algemene reserve is meer dan voldoende om dit op te kunnen vangen. Zowel in de begrotingen 2021 als 2022 hebben wij overigens geen rekening gehouden met eventuele financiële gevolgen daarvan.

Het financiële beeld
Wij vinden het van belang o
m onze traditie van duurzaam verantwoord financieel beleid voort te zetten. Ondanks de aanzienlijke financiële opgave door autonome ontwikkelingen, in combinatie met de maatschappelijke opgaven waar de gemeente voor staat, realiseert deze begroting een structureel sluitend meerjaren beeld. Dat wil zeggen dat de structurele baten ieder jaar tenminste de structurele lasten dekken en de ramingen realistisch en reëel zijn.  Daarbij is niet alleen het financiële van belang, maar eveneens een duurzaam beleidsperspectief voor de toekomst van Bladel. Wij achten het onze plicht om zorg te dragen dat het nieuwe college en de nieuwe raad in 2022 met een financieel gezonde positie zal kunnen starten voor de nieuwe raadsperiode. De algemene reserve wordt hierbij op een financieel verantwoord niveau gehouden.

Bij het vaststellen van de perspectiefnota 2021 was duidelijk dat de financiële positie van onze gemeente al bijzonder goed was. Deze kon door de actualisatie van de algemene uitkering op basis van de meicirculaire 2021 alsnog positief bijgesteld worden. Het is (landelijk) bekend dat de gemeenten al langer kampen met tekorten voor de uitvoering van de jeugdzorg. De arbitragecommissie  jeugdzorg heeft begin juni 2021 vastgesteld dat de principes voor de interbestuurlijke verhoudingen, welke zijn vastgelegd in de Gemeentewet, nageleefd moeten worden, zodat de gemeenten  hun werk goed kunnen doen. Het rijk moet daarom extra middelen beschikbaar stellen aan gemeenten om de jeugdzorg adequaat uit te kunnen voeren.
Wij hebben dan ook met grote instemming kennis genomen van de nieuwsbrief van 3 juni 2021 van het kabinet waarin medegedeeld wordt dat voor 2022 aanvullend extra middelen beschikbaar gesteld worden ter compensatie van de tekorten in de jeugdzorg.  De extra middelen ad € 1.314 miljoen komen bovenop de € 300 miljoen (waarvan € 257.000,- voor Bladel) die eerder al in de septembercirculaire 2020 is verstrekt. Omdat gemeenten duidelijkheid nodig hebben ten aanzien van het opstellen van hun begroting 2022 heeft de Minister van BZK in de brief van 29 juni 2021 de gemeente(n) aanvullend geïnformeerd over de wijze van verdeling van deze extra middelen. Na consultatie met de VNG is door het Ministerie van BZK besloten om de verdeling volledig via de algemene uitkering uit het gemeentefonds te laten plaatsvinden. Besluitvorming over de extra uitkering voor de jaren ná 2022 wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet.
Vanuit de koepels (IPO en VNG) is er echter  op aangedrongen dat gemeenten in hun meerjarenraming wel alvast rekening kunnen houden met extra structurele middelen vooruitlopend op de definitieve besluitvorming door het nieuwe kabinet. In gezamenlijkheid hebben Rijk, IPO en VNG hierover op 9 juli 2021 afspraken gemaakt. Concreet betekenen de afspraken dat gemeenten in hun meerjarenraming voor de jaren 2023 tot en met 2025 rekening mogen houden met 75% van de bedragen van wat de arbitragecommissie jeugdzorg berekent.  In bijlage 2 hebben wij de specificatie hiervan opgenomen.

Voor de volledigheid merken wij hierbij op dat de toegekende en de toe te kennen extra uitkering voor jeugdzorg vooral bezien moet worden in het licht van onvoldoende compensatie voor de uitvoering van jeugdzorg vanuit de afgelopen jaren. De afgelopen jaren zijn de uitgaven voor jeugdzorg door de stijgende vraag doorlopend gestegen, terwijl daar onvoldoende compensatie van het rijk tegenover stond. Om deze stijgende vraag voor jeugdzorg in te kunnen passen in onze meerjarenraming hebben wij hiervoor eerder andere middelen moeten inzetten. Deze zijn ten laste van de begrotingsresultaten gebracht met als gevolg dat op andere terreinen beleidsinitiatieven getemporiseerd moesten worden. Een deel van deze extra uitkering gebruiken we nu om dat te herstellen, omdat het onzes inziens niet nodig is om bóvenop die hogere jeugduitgaven dan de volledige extra uitkering te leggen.

Op 12 augustus 2021 ontvingen we ook een minder positief bericht. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, een aangepast verdeelvoorstel voorgelegd aan de Raad voor het Openbaar bestuur (ROB). De vervolgonderzoeken rondom de herijking van het gemeentefonds zijn afgerond en leiden tot een herzien (aangepast) verdeelvoorstel. Wij hadden al rekening gehouden met een korting op de algemene uitkering van € 100.000,- vanaf 2023 en verder vanwege de beoogde negatieve herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds. Deze korting hebben wij verhoogd naar € 725.000,- o.b.v. het aangepaste verdeelstelsel van 12 augustus 2021. Voor een nadere toelichting verwijzen wij u naar hoofdtaakveld "algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien' en bijlage.

We moeten zorgvuldig omgaan met de financiële ruimte en deze niet volledig inzetten voor langdurige (structurele) verplichtingen. Dan zijn wij een gemeente die is toegerust om flexibel en adequaat te reageren op veranderende omstandigheden in de “buitenwereld”, zonder dit meteen te moeten vertalen naar lastenverzwaring voor de burgers en ondernemers.

Het financiële beeld in één oogopslag
De meerjarenraming tot en met 2025 betreffende het bestaande beleid sluit met een structureel positief saldo (zie regel 1. van de onderstaande tabel). Bij de incidentele baten (onder regel 2) moet u denken aan zaken als grondverkopen buiten grondexploitaties en winstuitnames grondexploitaties. Dit is de ruimte die de gemeente heeft voor nieuw beleid (regels 3 en 4). Het begrotingsresultaat na invulling van het nieuwe beleid is weergegeven onder regel 5, verdeeld naar structureel (5a) en incidenteel  (5b) begrotingsresultaat.

Ons weerstandvermogen, de algemene reserve, is meer dan voldoende om de risico’s die we lopen te dekken. In de regels 6, 7, en 8 ziet u dat in de jaren 2021 en 2025 (inclusief verrekening resultaat) meer onttrokken wordt aan de reserves. In jaren 2022 t/m 2024 wordt er weer meer gestort dan onttrokken. Deze verwachte ontwikkeling is op basis van geplande stortingen en onttrekkingen. De ervaring leert dat deze sterk kunnen afwijken. Belangrijkste oorzaken zijn vertraging in grote werken, vertraging van plannen in de grondexploitaties en het saldo van de jaarrekening. In regel 8a wordt de voorgenomen verrekening van de begrotingsresultaten verrekend met de algemene reserve.

(bedragen x 1.000,-) 2021 2022 2023 2024 2025
beschikbare ruimte
1. saldo bestaand beleid structureel v 1.217 v 1.586 v 1.015 v 1.024 v 1.415
2. saldo bestaand beleid incidenteel n -47 n -60 v 117 v 127 v 79
totaal beschikbare ruimte (1 + 2) v 1.170 v 1.526 v 1.132 v 1.151 v 1.494
geplande nieuwe uitgaven
3. structurele lasten meerjarenprogramma n -75 v 94 n -815 n -827 n -1.259
4. incidentele lasten meerjarenprogramma 0 v 273 v 377 v 114 v 211
totaal netto nieuwe uitgaven (3 + 4) n -75 v 367 n -438 n -713 n -1.048
5. totaal begrotingssaldo (1 t/m 4) v 1.095 v 1.893 v 694 v 438 v 446
5a. waarvan structurele uitgaven en inkomsten v 1.142 v 1.680 v 200 v 197 v 156
5b. waarvan incidentele uitgaven en inkomsten n -47 v 213 v 494 v 241 v 290
(- = nadeel en + = voordeel)
reserves
6. beoogde stortingen in reserves n -1.863 n -451 n -10.040 n -3.493 n -274
7. beoogde onttrekkingen aan reserves v 4.740 v 1.607 v 8.775 v 3.021 v 1.367
8. saldo beoogde mutaties voor resultaatbestemming v 2.877 v 1.156 n -1.265 n -472 v 1.093
8a. Verrekening begrotingsresultaten met algemene reserve n -1.095 n -1.893 n -694 n -438 n -446
totaal beoogde mutaties reserves na resultaatbestemming v 1.782 n -737 n -1.959 n -910 v 647
(- = storting en + = onttrekking)

Lastendruk

Terug naar navigatie - Lastendruk

De lokale lastendruk wordt bepaald door de onroerende zaakbelastingen (OZB) en de riool- en afvalstoffenheffing. De OZB-tarieven worden in eerste instantie verlaagd als gevolg van de verwachte waardeontwikkelingen per 1 januari 2021 en vervolgens verhoogd met een nagecalculeerde trendmatige aanpassing van 1,40%. De netto gevolgen van deze verhoging voor elke individuele huiseigenaar hangt af van de waardeontwikkeling van de woning.

In totaliteit daalt de lastendruk in 2022 met gemiddeld ca € 6,- voor een meerpersoonshuishouden van 4 personen ten opzichte van het jaar 2021. Dit komt neer op een daling van circa 1,0% (2021: stijging met gemiddeld ca € 35,- ten opzichte van 2020 of ca 4,9%). Voor een huishouden met 2 personen daalt de totale lastendruk met gemiddeld ca € 7,-. Dit komt eveneens op een daling van circa 1,0% (2021: stijging van gemiddeld ca € 36,- ten opzichte van 2020 of ca 5,9%). Deze beperkte lastendaling is vooral het gevolg van enerzijds lagere afvalstoffenheffing in combinatie met de trendmatige verhoging van de OZB-tarieven en rioolheffingen.

Slot

Terug naar navigatie - Slot

Het is al goed wonen, werken en leven in onze kernen Bladel, Casteren, Hapert, Hoogeloon en Netersel en het prachtige gebied ertussen. Graag geven wij daar verder inhoud en vorm aan - samen met uw raad en samen met onze inwoners, bedrijven, instellingen en partners. Een goed samenspel zorgt voor een nog betere toekomst.

De gemeente Bladel is ook een financieel gezonde gemeente met een robuust meerjarenperspectief. Er is voldoende financiële ruimte om invulling te kunnen geven aan de op ons afkomende maatschappelijke opgaven, zoals de aanpak van klimaat, natuur, woningbouw, waterbeheer en landbouw. Alle planjaren zijn tenminste structureel en reëel in evenwicht. De begroting 2022 sluit met een structureel overschot van € 1.680.000,- en een incidenteel overschot van € 213.000,-. Het netto-begrotingsresultaat ad € 1.893.000,- wordt in eerste aanleg toegevoegd aan de algemene reserve. Deze ruimte kan mogelijk ook aangewend worden om de eventuele nadelige na-ijlende gevolgen van de coronacrisis in 2021/2022 op te kunnen vangen. Ook het fundament voor de jaren daarna is zeer solide. In meerjarig perspectief bezien is er nog een structureel overschot van € 156.000,-. 
Daarnaast is ons weerstandsvermogen (de algemene reserve) meer dan voldoende om de gekwantificeerde risico’s op te vangen. Ons weerstandsratio ligt ver boven het vastgestelde minimum. Dat alles geeft rust. Er is voldoende ruimte om noodzakelijke opgaven op te pakken, onze ambities waar te maken en, als het tegen zit, tegenvallers op te vangen.

Voor onze financiële positie zijn wij in grote mate afhankelijk van de inkomsten die we van het rijk krijgen. Het is nog niet bekend wanneer we de definitieve informatie ontvangen ten aanzien van de financiële gevolgen van de herijking van het gemeentefonds voor onze gemeente. We hebben overigens voor een deel hier reeds op voorgesorteerd. Er is rekening gehouden met een korting op de algemene uitkering van € 236.000,- in 2023 oplopend naar € 725.000,- in 2025. Wij zijn echter in de gelukkige omstandigheid dat onze meerjarenraming, mocht deze korting onverhoopt hoger gaan uitvallen, wel een paar tegenvallers kan opvangen zonder dat getornd behoeft te worden aan het voorzieningen niveau van de gemeente. 

Er is nog enige onzekerheid over de ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering voor jeugdzorg ná 2022. Voor de jaren ná 2022 dient het oordeel van de arbitragecommissie als zwaarwegende inbreng voor de nieuwe kabinetsformatie. Vanuit de koepels (IPO en VNG) is er echter op aangedrongen dat gemeenten in hun meerjarenraming wel alvast rekening kunnen houden met extra structurele middelen vooruitlopend op de definitieve besluitvorming door het nieuwe kabinet. In gezamenlijkheid hebben Rijk, IPO en VNG hierover op 9 juli jl. afspraken gemaakt. Concreet betekenen de afspraken dat gemeenten in hun meerjarenraming voor de jaren 2023 tot en met 2025 rekening mogen houden met 75% van de bedragen van wat de arbitragecommissie jeugdzorg berekent.

Het nieuwe kabinet gaat hierover immers t.z.t. over besluiten. Wij verwachten daarom dat het onzes inziens ondenkbaar is dat het nieuwe kabinet de conclusies van de arbitragecommissie volledig naast zich neer zal leggen. Wij spreken dan ook de reële verwachting uit dat we ook ná 2022 de volledige  extra middelen van het rijk tegemoet zullen zien voor jeugdzorg. Omdat de kosten voor jeugdzorg de afgelopen jaren doorlopend zijn gestegen zijn onze budgetten reeds aangepast aan de stijgende vraag. Het is daarom niet nodig om bóvenop die hogere jeugduitgaven dan de volledige extra uitkering te leggen.

Ook de financiële consequenties van de Omgevingswet zijn nog niet bekend, maar de landelijke verwachting is dat deze een stevige impact gaan hebben. 

Tijdens de raadsvergadering van 3 november oktober gaan we graag met u in gesprek over de gemaakte keuzes in deze begroting.

Burgemeester en wethouders