Lokale heffingen

Voorwoord

Terug naar navigatie - Voorwoord

Deze paragraaf geeft een overzicht van de diverse lokale heffingen en belastingen op hoofdlijnen. Het heffen van lokale belastingen en heffingen stelt de gemeente in staat om maatschappelijke voorzieningen op een evenwichtige wijze in stand te houden. 

Algemene uitgangspunten

Terug naar navigatie - Algemene uitgangspunten

Bij het heffen en invorderen van belastingen zijn we onder meer gebonden aan de:
- Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR);
- Algemene wet bestuursrecht (Awb), (inclusief de algemene beginselen van behoorlijk bestuur);
- Invorderingswet 1990;
-  Gemeentewet;
- Wet waardering onroerende zaken
- diverse Uitvoeringsbesluiten.

De wet geeft duidelijke kaders aan voor de heffing, invordering en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Het maken van uitzonderingen op de regels uit de wetgeving is niet toegestaan, dit om rechtsongelijkheid voor de burger te voorkomen.

Gemeentelijke heffingen kunnen worden onderscheiden in ongebonden heffingen en heffingen die gebonden zijn aan bepaalde leveringen en diensten van de gemeente. Ongebonden heffingen (belastingen) behoren tot de algemene dekkingsmiddelen van de gemeente. Dit betekent dat de opbrengsten van deze belastingen niet voor een specifiek en wettelijk bepaald doel maar voor alle gemeentelijke taken en voorzieningen mogen worden ingezet. In Bladel zijn dit onroerende zaakbelastingen (OZB) en toeristenbelasting.
Voor de gebonden heffingen is er wel sprake van een directe relatie tussen de heffing en de gemeentelijke taak. Onze dienstverlening dient kostendekkend te zijn. Dat vraagt om een scherpe en transparante kostentoerekening. Het profijtbeginsel, ofwel het principe waarbij de gebruiker betaalt, is hierbij richtinggevend. Het streven is 100% kostendekkendheid (bij gebonden heffingen mogen de geraamde opbrengsten niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de gemeente voor de uitoefening van de taak). In onze gemeente gaat het om afvalstoffenheffing, rioolheffingen en leges. Ook de Bedrijven InvesteringsZone (BIZ) belasting beschouwen we als een gebonden heffing, omdat de opgelegde belastingen één-op-één doorbetaald worden aan de ondernemers (OVB) en de vertegenwoordiging van de eigenaren.

- Onroerende zaakbelastingen

Terug naar navigatie - - Onroerende zaakbelastingen

Het beleid bij de onroerende zaakbelastingen (OZB) is erop gericht om alle belastbare feiten op basis van de ingestelde verordening in de heffingen te betrekken met als doel het verkrijgen van algemene dekkingsmiddelen. De percentages voor de onroerende zaakbelastingen worden vastgesteld aan de hand van het totaal aan waarden van de objecten die in deze belasting worden betrokken.

Onder de naam onroerende-zaakbelastingen wordt een belasting geheven van diegene die op 1 januari gebruik maakt en/of in het bezit is van een pand. Te onderscheiden zijn:

  • een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
  • een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

De heffingsgrondslag is de vastgestelde economische waarde naar de peildatum 1 januari 2020.  De OZB-tarieven voor 2021 zijn bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de nieuwe WOZ-waarden zodat er in eerste aanleg sprake is van een gelijkblijvende opbrengst. Daarnaast werden de tarieven verhoogd met een nagecalculeerde inflatiecorrectie 2,50%. In de primitieve begroting 2021 waren we nog uitgegaan om, naast de trendmatige verhoging, de OZB-tarieven extra te verhogen met 3,40%. Dit was onzes inziens toen noodzakelijk om met name de nadelige herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds gefaseerd op te kunnen vangen. Nadeel wat volledig veroorzaakt wordt door (voorgenomen) rijksbeleid. Omdat de uitkering uit het gemeentefonds op basis van de septembercirculaire 2020 erg gunstig voor onze  gemeente uitpakte heeft de raad middels een unaniem aangenomen amendement besloten de extra OZB-verhoging voor 2021 niet te effectueren. 

Er zijn 363 formele bezwaren tegen de WOZ-waarde van onroerende zaken in de WOZ-beschikkingen binnengekomen tegen waardepeildatum 1 januari 2020. In  69.7% van de gevallen betrof het bezwaren van no cure no pay bureaus. Van de bezwaarschriften tegen de WOZ-beschikking is 30,83% (2020: 36,5%) gegrond en 69,96% (2020: 63,5%)ongegrond verklaard. Het gevolg hiervan is dat aanslagen worden aangepast. In de raming is rekening gehouden met het toekennen van bezwaren.

De werkelijke belastingopbrengst komt overeen met de geraamde opbrengst. De navolgende opbrengsten werden gerealiseerd:

Onroerende-zaakbelasting Werkelijk 2020 Begroot 2021 Werkelijk 2021 Verschil
Eigenaar woningen 2.384.000 2.483.000 2.484.000 1.000
Eigenaar niet-woningen 1.037.000 1.127.000 1.128.000 1.000
Gebruiker niet-woningen 807.000 846.000 844.000 -2.000
Totaal onroerende zaakbelastingen 4.228.000 4.456.000 4.456.000
(- = nadeel en + = voordeel)

- Toeristenbelasting

Terug naar navigatie - - Toeristenbelasting

Via de exploitanten van recreatieve ondernemingen wordt een toeristenbelasting geheven van personen die in de gemeente Bladel verblijven maar niet zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie personen. Het gaat dan om overnachtingen in hotels, pensions, campings en vakantiebungalows. De toeristenbelasting kan worden gezien als een bijdrage in de kosten van de (algemene) voorzieningen die de gemeente treft. Met ingang van 2022 worden arbeidsmigranten betrokken in de heffing van de toeristenbelasting.

De toeristenbelasting is een algemene belasting en kent daarom geen maximumtarief. De trend van de laatste jaren is dat het aantal overnachtingen fluctueert, zodat de opbrengst (exploitatie) wisselt. In het raadsprogramma is aangegeven dat voor deze raadsperiode een stapsgewijze verhoging van de toeristenbelasting wordt toegepast van 3,24% per jaar. Het tarief voor 2021 werd voor verblijf in vaste onderkomens vastgesteld op € 1,61 per overnachting (2020: € 1,56) en voor het verblijf in mobiele onderkomens op € 1,51 (2020: € 1,46).

De opbrengst van de toeristenbelasting 2021 is vastgesteld op basis van  een verwacht aantal bezoekers per jaar. Wij zijn hierbij uitgegaan van een lagere opbrengst van 10% ten opzichte van de geraamde opbrengst. De bijgestelde raming is daarnaast gebaseerd op een ontvangen prognose van het aantal overnachtingen voor 2021 van de grootste ondernemer in onze gemeente aangevuld met een inschatting van het aantal overnachtingen voor de overige verblijfsaccommodaties en campings op basis van het aantal overnachtingen in 2020. 

Toeristenbelasting Werkelijk 2020 Begroot 2021 Werkelijk 2021 Verschil
Toeristenbelasting 716.000 1.060.000 979.000 -81.000
Toeristenbelasting afwikkeling vorige jaren 69.000 98.000 98.000
Totaal toeristenbelasting 785.000 1.158.000 1.077.000 -81.000
(- = nadeel en + = voordeel)

Gebonden heffingen

Terug naar navigatie - Gebonden heffingen

Onder de gebonden heffingen worden die vergoedingen begrepen waarvoor de gemeente een individuele dienst wordt geleverd. Zo worden leges geheven bij de afgifte van een paspoort, rijbewijs of een omgevingsvergunning. Daarnaast zijn personen/bedrijven een heffing verschuldigd voor diensten die de gemeente aan hen levert, zoals voor het gebruik van een aansluiting op de riolering, het verwerken van huisafval e.d.

Voor heffingen waarbij kosten worden verhaald, geldt dat de gemeente er geen winst op mag maken en alleen de daadwerkelijke kosten in rekening mag brengen. Dit betekent dat in een tabel wordt aangegeven wat de omvang van de lasten is, gespecificeerd per taakveld waar de kosten zijn opgenomen, met daartegenover welke baten uit de heffing worden verwacht. De kostendekkendheid is vervolgens het percentage van de geraamde lasten ten opzichte van de geraamde baten.

Ook moet in deze paragraaf worden uitgelegd welke beleidsuitgangspunten aan die berekeningen ten grondslag liggen en hoe deze uitgangspunten worden gebruikt om de hoogte van de heffing te bepalen. Voor het berekenen van de kostendekkende tarieven houden we overigens wel rekening met de feitelijke rente, de overhead en de compensabele btw.

Toerekening overhead aan tarieven
Alle kosten, die direct toegerekend kunnen worden aan heffingen en leges, komen ten laste van deze producten. Voor indirecte kosten, ook wel overhead genoemd, is dit niet mogelijk. Deze indirecte kosten bestaan onder andere uit kosten voor ICT, huisvesting, inkoop, financiën e.d.. Deze kosten begroten we volgens de verslagleggingsvoorschriften (BBV) centraal in taakveld 0.4 ‘Overhead en ondersteuning organisatie’. Voor het berekenen van tarieven brengen we overigens wel een deel van de indirecte kosten ten laste van de tarieven. Dit doen we met een opslag van de overhead als percentage op de directe loonkosten.

De grondslagen voor de toerekening van overhead zijn in de Financiële verordening gemeente Bladel 2021 vastgelegd. De toerekening van overhead aan de heffingen geschiedt op basis van een opslag met een vast percentage. Het percentage wordt vastgesteld met de formule: (totale kosten overhead / omvang totale personeelslasten inclusief totale kosten overhead) x 100%. Het is een eenvoudige methode om de overhead toe te rekenen aan de doorbelaste loonkosten.

Op basis van de cijfers uit de begroting 2021 betekent dit als volgt: (€ 5.770.000 / € 9.270.000) x 100% = 62% (afgerond). Concreet betekent dit dat we bij het opstellen van de tarieven voor elke euro direct toegerekende loonkosten op het hoofdtaakveld we er 62 cent overhead erbij opnemen. Met deze opslag benaderen we dan de integrale kostprijs.

BTW wordt meegerekend in tarieven
De btw speelt bij de rioolheffing, de afvalstoffenheffing en de leges een speciale rol omdat wij in de kosten, die we via die heffingen verhalen, ook de te betalen btw mogen meerekenen. Die betaalde btw is weliswaar verhaalbaar via het BTW-compensatiefonds, maar omdat dat fonds wordt gevoed vanuit het gemeentefonds (uitname), is dat feitelijk een ‘sigaar uit eigen doos’. Ter compensatie daarvan loopt de btw dus mee in de kosten, die via de betreffende heffingen worden verhaald. Daardoor is in de begroting de raming van de baten ook hoger dan de raming van de corresponderende lasten.

- Bedrijven InvesteringsZone (BIZ) belasting

Terug naar navigatie - - Bedrijven InvesteringsZone (BIZ) belasting

Voor een toekomstbestendig koopcentrum in Bladel is behoefte aan een structurele samenwerking tussen publieke en private partijen, op basis van gelijkwaardigheid en met een gezamenlijke inzet van middelen. Zowel de ondernemers (OVB) als de vertegenwoordiging van de eigenaren hebben uitgesproken gebruik te willen maken van het instrument van de Bedrijven Investeringszone (BIZ) om te komen tot structurele financiering. Een BIZ belasting maakt het mogelijk voor ondernemers om gezamenlijk te investeren in een aantrekkelijke bedrijfsomgeving door het bevorderen van de leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander publiek belang in de openbare ruimte van het BIZ-gebied.

De navolgende opbrengsten en lasten worden geraamd:

Bedrijven InvesteringsZone (BIZ) belasting Werkelijk 2020 Begroot 2021 Werkelijk 2021 Verschil
Bedrijven InvesteringsZone (BIZ) belasting 80.000 75.000 77.000 2.000
Doorbetaling Bedrijven InvesteringsZone (BIZ) belasting -80.000 -75.000 -77.000 -2.000
Totaal BIZ
(- = nadeel en + = voordeel)

- Rioolheffing

Terug naar navigatie - - Rioolheffing

De aanleg en beheer van riolering is een gemeentelijke taak die zijn wettelijke basis vindt in de Wet Milieubeheer (Wm). Op grond van artikel 4.22 van de Wm is de gemeente verplicht een Gemeentelijk RioleringsPlan GRP (een beleidsmatig en strategisch plan voor de aanleg en het beheer van de gemeentelijke riolering) op te stellen. In de raadsvergadering van 17 december 2020 is het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan voor 2021 - 2025 vastgesteld. De beleidskeuzes zijn uitgewerkt in het GRP met het bijbehorende maatregelprogramma en financiering. Bij de rioolheffing is het beleid gericht op het in stand houden van het gemeentelijk rioleringsstelsel. 

Uitsluitend die percelen worden in de heffing betrokken die zijn aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. De doelstelling is een doelmatig beleid en beheer van een goed gebruik van de riolering om daarmee de volksgezondheid te beschermen, de kwaliteit van de leefomgeving op peil te houden en de bodem, het grond- en oppervlaktewater te beschermen.

Verwachte kosten
De gemeente is wettelijk verplicht om haar zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater na te komen. In totaal hebben we in 2021 € 1.824.000,- aan netto kosten gemaakt om deze zorgplichten na te komen. Om deze kosten transparant te maken splitsen wij eerst uit op welke taakvelden wij deze kosten zullen maken. Vervolgens gaan wij in op de herkomst van de middelen voor het financieren van deze taken.

Verdeling kosten
Uit onderstaand overzicht blijkt dat veruit het grootste deel van de gemeentelijke netto kosten komen van het taakveld riolering (€ 1.572.000,-). In het  vastgesteld GRP 2021-2025 is de voorziening renovatie riolering niet meer opgenomen en worden de betreffende kosten gedeeltelijk opgenomen in de rioolexploitatie en gedeeltelijk uit te activeren investeringen voor de uitvoering van het GRP zoals opgenomen in het meerjarenprogramma. De netto kosten zitten vooral in daadwerkelijk nakomen van onze gemeentelijke watertaken op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast houden we rekening met de kwijtschelding van een deel van deze heffing. Voor het taakveld inkomensregelingen komen we uit op € 23.000,-. Daarnaast verantwoorden wij € 58.000,- voor het taakveld overhead. Dit zijn kosten die wij gemaakt hebben voor de sturing en ondersteuning van medewerkers in brede zin. Deze kosten zijn gebaseerd op de hiervoor genoemde systematiek. Tot slot wordt de compensabele BTW verdisconteerd in de tarieven. Deze bedraagt € 171.000,-.

We mogen op grond van artikel 228a van de gemeentewet een rioolheffing invoeren. Deze mag maximaal kostendekkend zijn. In onze gemeente is de rioolheffing volledig kostendekkend. De benodigde inkomsten worden omgeslagen naar inwoners en bedrijven via een rioolheffingstarief. Ten aanzien van de huishoudens is met ingang van 2018 gekozen de heffingsmethodiek te differentiëren, waarbij:
- woningen een vastrecht betalen op basis van de gezinssamenstelling, en gedifferentieerd wordt naar één, twee, drie, vier, vijf en meerpersoonshuishoudens;
- agrarische objecten, dan wel combinaties van woningen met agrarische gedeelten die in hoofdzaak als niet-woning dienen te worden aangemerkt, een vastrecht betalen;
- niet-woningen op basis van een staffeling van het verbruik betalen, waarbij de staffeling begint met een verbruik tussen 0 en 50 m³.

De opbrengsten rioolheffingen over 2021 bedragen in totaliteit € 2.056.000,-. De baten bestaan uit de opbrengst rioolheffing en de vergoeding voor werken voor derden (aansluitingen e.d.). De opbrengst rioolheffingen komt daarmee ca € 24.000,- hoger uit ten opzichte van de raming. Het voordelig saldo ad € 215.000,- wordt verrekend met de voorziening egalisatie riolering.

Kostendekkendheid van de rioolheffing taakveld Werkelijk 2020 Begroot 2021 Werkelijk 2021 Verschil
Kosten taakveld riolering 7.2 -1.939.000 -1.756.000 -1.741.000 15.000
Vrijval voorziening renovatie riolering 7.2 137.000 137.000
Kosten taakveld inkomensregelingen 6.3 -25.000 -17.000 -23.000 -6.000
Inkomsten taakveld riolering (exclusief heffingen) 7.2 46.000 24.000 15.000 -9.000
Netto kosten taakveld riolering -1.918.000 -1.612.000 -1.612.000
Toegerekende kosten:
Overhead (inclusief rente omslag) 0.4 -56.000 -45.000 -58.000 -13.000
BTW -170.000 -169.000 -171.000 -2.000
Egalisatie taakveld riolering 7.2 105.000 -206.000 -215.000 -9.000
Totale kosten taakveld riolering -2.039.000 -2.032.000 -2.056.000 -24.000
Opbrengst heffingen 7.2 2.039.000 2.032.000 2.056.000 24.000
Dekkingspercentage 100% 100% 100%
(- = nadeel en + = voordeel)

- Afvalstoffenheffing

Terug naar navigatie - - Afvalstoffenheffing

De gemeente is verplicht huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en de Verordening afvalstoffenheffing wordt een heffing geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel waarvoor de gemeente verplicht is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.  In onze gemeente is de afvalstoffenheffing volledig kostendekkend. Het beleid van de afvalstoffenheffing is gericht op het ophalen, verwerken en afvoeren van huishoudelijk afval, waarbij getracht wordt om door middel van gescheiden inzameling en gerichte voorlichting de afvalstroom zoveel mogelijk te beperken.

Verwachte kosten
De gemeente heeft een wettelijk inzamelingplicht voor het afval van huishoudens. In totaal hebben we in 2021 € 1.184.000,- aan netto kosten gemaakt. Om deze kosten transparant te maken, splitsen wij eerst uit op welke taakvelden deze kosten gemaakt zullen worden. Vervolgens gaan wij in op de herkomst van de middelen voor het financieren van deze taken.

Verdeling kosten
Uit onderstaande overzicht blijkt dat veruit het grootste deel van de gemeentelijke kosten komt van het taakveld afval (€ 1.739.000,-). De kosten zitten vooral in het daadwerkelijk inzamelen en verwerken van het huishoudelijke afval. Ook het scheiden van afval en het recyclen ervan valt hieronder. Er wordt geen bedrijfsafval ingezameld. Daarnaast ontvangen we middelen voor tariefzakken (Netersel), poorttarieven milieustraat, bijdrage Reusel-De Mierden (milieustraat), inzameling oud papier, kleding en glas, alsmede vergoeding voor PMD en zwerfafval (ca € 976.000,-). We houden ook rekening met de kwijtschelding van een deel van deze heffing. Voor het taakveld inkomensregelingen komen we uit op € 26.000,-. Daarnaast verantwoorden wij € 55.000,- voor het taakveld overhead. Dit zijn kosten die wij maken door de sturing en ondersteuning van medewerkers in brede zin. Deze kosten zijn gebaseerd op de hiervoor genoemde systematiek. Tot slot wordt de compensabele BTW verdisconteerd in de tarieven. Deze bedraagt € 288.000,-. We hebben € 52.000,- toegerekend aan taken die onder het taakveld verkeer en wegen vallen. Zo draagt het schoonmaken en het schoonhouden van de wegen bij aan een afvalvrije openbare ruimte.
De gemeente Bladel heeft gekozen voor een diftarsysteem op basis van volume/frequentie, met als uitgangspunt "de vervuiler betaalt". In het verlengde daarvan heeft uw gemeenteraad bepaald dat de afvalstoffenheffing 100% kostendekkend moet zijn. Die heffing bestaat uit een vastrecht en een variabel recht. Het vastrecht wordt bij elke huisaansluiting in rekening gebracht, terwijl het variabel recht afhankelijk is van het volume van de minicontainers voor rest- of gftafval en het aantal keren dat die containers ter lediging worden aangeboden.
Daarmee kan elk huishouden zelf invloed uitoefenen op de uiteindelijke hoogte van de afvalstoffenheffing. Voor de afvalstoffenheffing is voor 2021 een opbrengst gerealiseerd van € 1.447.000,-. Het voordelig saldo ad € 258.000,- wordt verrekend met de voorziening egalisatie afvalverwijdering.

Kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing taakveld Werkelijk 2020 Begroot 2021 Werkelijk 2021 Verschil
Kosten taakveld afval 7.3 -1.839.000 -1.787.000 -1.744.000 43.000
Inkomsten taakveld afval (exclusief heffingen) 7.3 807.000 839.000 976.000 137.000
Kosten taakveld verkeer en vervoer 2.1 -52.000 -52.000 -52.000
Kosten taakveld inkomensregelingen 6.3 -26.000 -14.000 -26.000 -12.000
Netto kosten taakveld -1.110.000 -1.014.000 -846.000 168.000
Toegerekende kosten:
Overhead (inclusief rente omslag) 0.4 -70.000 -59.000 -55.000 4.000
BTW -300.000 -312.000 -288.000 24.000
Egalisatie taakveld afval 7.3 216.000 -80.000 -258.000 -178.000
Totale kosten taakveld afval -1.264.000 -1.465.000 -1.447.000 18.000
Opbrengst heffingen 7.3 1.264.000 1.465.000 1.447.000 -18.000
Dekkingspercentage 100% 100% 100%
(- = nadeel en + = voordeel)

- Leges

Terug naar navigatie - - Leges

Wanneer de gemeente een bepaalde dienst levert, kunnen daarvoor leges worden geheven. De tarieven worden jaarlijks vastgesteld in de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening. Net als riool- en afvalstoffenheffing moeten de tarieven dusdanig worden vastgesteld dat de geraamde baten niet boven de geraamde lasten uitkomen. De verschillende leges die worden geheven, worden in principe jaarlijks verhoogd met de daarvoor geldende inflatiecorrectie. Bij de vaststelling van een aantal tarieven, zoals voor reisdocumenten, moet rekening gehouden worden met van rijkswege gestelde maximumtarieven.
In artikel 229 b eerste lid van de gemeentewet is bepaald dat de legestarieven zodanig vastgesteld moeten worden dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten. De legesverordening is verdeeld in 3 titels, te weten:

  • Titel I Algemene dienstverlening: denk hierbij met name aan paspoorten, rijbewijzen, burgerlijke stand e.d.
  • Titel II Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning: denk hierbij met name aan de omgevingsvergunning
  • Titel III Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn: De naamgeving van deze titel is wellicht wat verwarrend, maar hieronder vallen de evenementenvergunning, vergunning in kader Drank- en Horecawet en gebruiksvergunningen.

De hoogte van de gemeentelijke leges burgerzaken is voor de meeste producten door de gemeente zelf bepaald. Voor een aantal producten / diensten heeft het Rijk een maximum vastgesteld. Dit zijn voornamelijk producten die in feite door het Rijk worden geleverd maar via de gemeente, waar men woonachtig is, kunnen worden aangevraagd. Voorbeelden hiervan zijn onder andere reisdocumenten, verklaringen omtrent het gedrag, naturalisaties en documenten ingevolge de Vreemdelingenwetgeving (verblijfs- en vestigingsvergunningen).
Aan de kostenonderbouwing worden steeds hogere eisen gesteld. Dit betekent dat het tarief dat voor een product wordt gerekend op een inzichtelijke manier samengesteld moet worden uit de kosten en baten zoals opgenomen in de (primitieve) begroting en daarnaast uit de beleidsinhoudelijke keuzes die gemaakt worden. Kortom: het maakt de afwegingen over de hoogte van tarieven inzichtelijk en het maakt daarmee het besluitvormingsproces helder. Niet alleen voor de gemeente zelf maar ook voor de burger.

Bij de bepaling van de legestarieven 2021 is voortgeborduurd op de legesberekening 2020 (waarin de tarieven veelal reeds gestandaardiseerd waren met de andere Kempengemeenten). Bij de bepaling voor 2021 is de indexatie van legestarieven met 2,50% de voornaamste factor voor de tariefswijzigingen. 

Werkelijke kosten
De gemeente verricht diensten van uiteenlopende aard, zoals verstrekken van een exemplaar van de begroting of rekening, het voltrekken van een huwelijk, verstrekken van een paspoort of rijbewijs, in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning voor bijvoorbeeld bouw, sloop of horeca en dergelijke. In totaal hebben we in 2021 € 1.301.000,- aan kosten gemaakt c.q. toegerekend om deze diensten te kunnen verrichten. Om deze kosten transparant te maken splitsen wij eerst uit op welke taakvelden wij deze kosten gemaakt hebben. Vervolgens gaan wij in op de herkomst van de middelen voor het financieren van deze taken.

Verdeling kosten
Uit onderstaande tabel blijkt dat veruit het grootste deel van de gemeentelijke kosten komt van het taakvelden burgerzaken en wonen en bouwen. Deze taakvelden vormen de kern van de directe lasten van de kostenonderbouwing. Hierin zijn ook de kosten van VTH opgenomen. Daarnaast verantwoorden wij €  275.000,- voor het taakveld overhead. Dit zijn kosten die wij gemaakt hebben voor de sturing en ondersteuning van medewerkers in brede zin. Deze kosten zijn gebaseerd op de hiervoor genoemde systematiek. Tot slot wordt de compensabele BTW verdisconteerd in de tarieven. Deze bedraagt € 51.000,-.  Voor de leges is voor 2021 een opbrengst gerealiseerd van € 1.279.000,-. 

leges taakveld Werkelijk 2020 Begroot 2021 Werkelijk 2021 Verschil
Kosten taakveld burgerzaken 0.2 -214.000 -274.000 -217.000 57.000
Kosten taakveld burgerzaken 1.2 -37.000 -37.000 -35.000 2.000
Kosten taakveld verkeer en vervoer 2.1 -14.000 -20.000 -17.000 3.000
Kosten taakveld samenkracht en participatie 6.1 -23.000 -26.000 -24.000 2.000
Kosten taakveld wonen en bouwen 8.3 -738.000 -1.043.000 -1.008.000 35.000
Netto kosten taakvelden -1.026.000 -1.400.000 -1.301.000 99.000
Toegerekende kosten:
Overhead (inclusief rente omslag) 0.4 -193.000 -298.000 -275.000 23.000
BTW -42.000 -50.000 -51.000 -1.000
Totale kosten taakvelden -1.261.000 -1.748.000 -1.627.000 121.000
Opbrengst leges titel I t/m III 1.496.000 1.748.000 1.279.000 -469.000
Dekkingspercentage 119% 100% 79% -348.000
(- = nadeel en + = voordeel)

Leges onderbouwing

Terug naar navigatie - Leges onderbouwing

De werkelijke legesopbrengsten (inclusief rijksleges) waren in 2021 per saldo € 469.000,- minder dan de geraamde opbrengst. We lichten de belangrijkste afwijkingen van de opbrengsten onderstaand nader toe:

Bevolkingsleges (inclusief rijksleges) (taakveld 0.2, 0.4, 2.1 en 6.1)
De netto opbrengst bevolkingsleges laten zich moeilijk ramen omdat de opbrengst sterk afhankelijk is van het aantal verstrekkingen van o.a. reisdocumenten, rijbewijzen, eigen verklaringen, huwelijksvoltrekkingen e.d.. De gerealiseerde opbrengst begeeft zich in totaliteit op het niveau van de geraamde opbrengsten. Het is een resultante van minder afgegeven rijbewijzen en registraties Landelijk Register Kinderopvang (LRK)  en  een hogere opbrengst leges kabels en leidingen..

Leges omgevingsvergunningen (taakveld 8.1 en 8.3)
Op basis van de onderliggende cijfers van het woningbouwprogramma en de ingeschatte grondverkopen op het KBP is voor het jaar 2021 een legesopbrengst omgevingsvergunningen, vrijstellingen en schetsplannen ingeschat van € 1.422.000,-. De werkelijke opbrengst leges omgevingsvergunningen, vrijstellingen en schetsplannen bedroeg in 2021 € 952.000,- hetgeen een lagere opbrengst te zien geeft van circa € 469.000,-. Dit wordt met name veroorzaakt door schorsing van grote omgevingsvergunningen ter plaatse van het KBP. De opbrengsten zullen waarschijnlijk in 2022 gerealiseerd worden. 

Leges bijzondere wetten (taakveld 1.2)
Met betrekking tot bijzondere wetten zijn geen bijzonderheden te vermelden. De legesopbrengst valt beperkt lager uit dan begroot. Dit wordt voor een deel veroorzaakt vanwege de genomen coronamaatregelen waardoor er nagenoeg geen evenementen georganiseerd werden.

De navolgende opbrengsten werden gerealiseerd:

opbrengst leges taakveld Werkelijk 2020 Begroot 2021 Werkelijk 2021 Verschil
Titel I: Secretarieleges (inclusief rijksleges) 0.2 214.000 250.000 248.000 -2.000
Titel I: Secretarieleges (inclusief rijksleges) 0.4 3.000 2.000 2.000
Titel I: Secretarieleges (inclusief rijksleges) 2.1 65.000 54.000 63.000 9.000
Titel I: Secretarieleges (inclusief rijksleges) 6.1 2.000 6.000 3.000 -3.000
Titel II: Leges omgevingsvergunningen 8.1 16.000 7.000 5.000 -2.000
Titel II: Leges omgevingsvergunningen 8.3 1.188.000 1.415.000 947.000 -468.000
Titel III: Leges bijzondere wetten 1.2 8.000 14.000 11.000 -3.000
Totaal leges 1.496.000 1.748.000 1.279.000 -469.000
(- = nadeel en + = voordeel)

Kruissubsidiƫring

Terug naar navigatie - Kruissubsidiƫring

Binnen titel 1 is kruissubsidiëring (een verwacht overschot bij de ene activiteit wordt gebruikt voor de dekking van een verwacht tekort bij een andere activiteit) toegestaan. Zo mag bijvoorbeeld het tarief voor huwelijksvoltrekkingen meer dan kostendekkend worden vastgesteld ter compensatie van een niet kostendekkend tarief voor paspoorten. Ook binnen titel 2 is kruissubsidiëring toegestaan. Bij de invoering van de omgevingsvergunning in 2010 was het weliswaar de wens van de wetgever dat alleen binnen de omgevingsvergunning kruissubsidiëring zou worden toegepast en niet met dienstverlening daarbuiten. Maar inmiddels heeft de rechter geoordeeld dat kruissubsidiëring tussen titel 1 en titel 2 niet verboden is. Niet kostendekkende tarieven voor de diensten die vallen onder titel 1 mogen dus gecompenseerd worden door meer dan kostendekkende tarieven voor de omgevingsvergunning. Op grond van de Europese Dienstenrichtlijn is binnen titel 3 kruissubsidiëring niet toegestaan. Voor elk van de tarieven van titel 3 geldt de norm van maximaal 100% kostendekking.

Gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid

Terug naar navigatie - Gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid

Voor de meeste inwoners van onze gemeente levert het betalen van de gemeentelijke belastingen en heffingen geen probleem op. Er zijn echter ook personen voor wie de betaling van de gemeentelijke belastingen een buitengewone inspanning betekent. Voor hen is er de mogelijkheid om een beroep te doen op de kwijtscheldingsregeling die in de gemeente wordt toegepast.
De gemeente heeft beperkte beleidsvrijheid, aangezien deze sterk is gekoppeld aan normen die door het Rijk worden opgelegd. Dit is een gevolg van de centraal geleide inkomenspolitiek. Bij besluit van 20 december 2001 heeft uw raad de “kwijtscheldingsregeling gemeentelijke belastingen” vastgesteld. Deze regeling heeft uitsluitend betrekking op de onroerende zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.

Voor de afvalstoffenheffing omvat de kwijtschelding het jaarlijkse vastrecht, alsmede de kosten van het ledigen van maximaal aantal ledigingen op jaarbasis:

  • 12 emmers van 25 liter of;
  • 6 containers van 80 liter restafval en 6 containers van 80 liter gft-afval, of;
  • 6 containers van 140 liter restafval en 6 containers van 140 liter gft-afval, of;
  • 5 containers van 240 liter restafval en 5 containers van 240 liter gft-afval, of;
  • 15 aanbiedingen van 60-literzakken in geval van een ondergrondse afval inzamel container.
  • 30 aanbiedingen van 30-literzakken in geval van een ondergrondse afval inzamel container.

Indien woonachtig in de kern Netersel omvat de kwijtschelding voor de afvalstoffenheffing het jaarlijks vastrecht alsmede de kosten van maximaal:

  • de aanbieding van 5 restafvalzakken à 30 liter vermenigvuldigd met het aantal gezinsleden van het huishouden zoals ten tijde van de aanvraag om kwijtschelding geregistreerd staat in de Basisregistratie Personen van de gemeente Bladel, en;
  • 6 containers van 80 liter voor gft-afval, of;
  • 6 containers van 140-liter voor gft-afval, of;
  • 5 containers van 240-liter voor gft-afval.

De kwijtschelding voor de afvalstoffenheffing bedroeg in 2021 € 26.000,-. De kwijtschelding voor de rioolheffing wordt bepaald op basis van het waterverbruik van maximaal 50 m³ per gezinslid per jaar naar de situatie per 1 januari van het belastingjaar. Deze kwijtschelding bedroeg in 2021 € 23.000,-. De totale kwijtschelding bedraagt derhalve € 49.000,- (2020: € 51.000,-).

Aanslagoplegging gemeentelijke belastingen 2021

Terug naar navigatie - Aanslagoplegging gemeentelijke belastingen 2021

Voor belastingjaar 2021 hebben we gekozen voor één gecombineerde aanslag gemeentelijke belasting die eind februari 2021 werd opgelegd met daarop:
- de WOZ-beschikking                                                        - de aanslag onroerende-zaakbelastingen
- het vastrecht afvalstoffenheffing                             - het vastrecht rioolheffing
- BIZ-belasting voor eigenaren en gebruikers     - het variabele tarief afvalstoffenheffing 2020 (diftar)

Bij het betalen van de gecombineerde aanslag via automatisch incasso wordt uitgegaan van 10 termijnen. Voor diegene die geen gebruik maken van het automatisch incasso blijft het aantal betaaltermijnen 2. 

Lokale lastendruk

Terug naar navigatie - Lokale lastendruk

Hieronder wordt de lastendruk 2021 ten opzichte van 2020 weergegeven:

Ontwikkeling belastingdruk twee persoonshuishouden Tarief 2020 Tarief 2021 perc.
Onroerende zaakbelasting: eigenaar woningen op basis van gemiddelde waarde 286,00 293,00 2,45%
Afvalstoffenheffing op basis van 9 ledigingen (5 GFT en 4 restafval) 143,09 168,83 17,99%
Rioolheffing op basis van meerpersoonshuishouden * 170,00 173,00 1,76%
Totaal per 2 persoons huishouden 599,09 634,83 5,97%
Ontwikkeling belastingdruk vier persoonshuishouden Tarief 2020 Tarief 2021 perc.
Onroerende zaakbelasting: eigenaar woningen op basis van gemiddelde waarde 286,00 293,00 2,45%
Afvalstoffenheffing op basis van 11 ledigingen (6 GFT en 5 restafval) 154,31 178,28 15,53%
Rioolheffing op basis van meerpersoonshuishouden * 267,00 271,00 1,50%
Totaal per 4 persoons huishouden 707,31 742,28 4,94%