Indien een redelijke inschatting van het gewenste weerstandsvermogen kan worden gegeven, kan hieruit een indicatie voor de gezondheid en flexibiliteit van de gemeentelijke financiën op de korte én langere termijn worden gegeven.
Om te bepalen of het weerstandsvermogen toereikend is, wordt de relatie gelegd tussen de gemiddelde omvang van de financieel gekwantificeerde risico’s en de daarbij gewenste omvang van de algemene reserve enerzijds en de omvang van de algemene reserve anderzijds.
Het beschikbare weerstandsvermogen is tenminste even groot als de omvang van het bepaalde risicoprofiel. De gewenste omvang van het weerstandsvermogen moet zich tenminste op klasse C (voldoende) begeven.
Om een juist beeld van de financiële positie van de gemeente te verkrijgen, is het noodzakelijk dat het ook helder is met welke risico’s de gemeente nog kan worden geconfronteerd. Het gaat hierbij om mogelijke uitgaven c.q. inkomsten waarvan de hoogte op voorhand niet kan worden vastgesteld. Voor zover risico’s wel financieel vertaald kunnen worden, zullen daarvoor bedragen van het eigen vermogen moeten worden afgezonderd. Waar mogelijk zijn voor potentiële risico’s al voorzieningen getroffen. Deze blijven hier dan ook verder onvermeld.
Primair moeten risico’s uiteraard zoveel mogelijk worden beperkt of worden voorkomen door zorgvuldigheid van procedures. Het is van belang om periodiek een zo breed mogelijke analyse van de risico's te maken, die de financiële zelfstandigheid van de gemeente in gevaar kunnen brengen. Onder risico wordt in dit verband verstaan ‘een niet door de gemeente te beïnvloeden gebeurtenis, onvoorspelbaar en onafwendbaar indien deze zich voordoet, met veelal financiële of materiële gevolgen die niet specifiek af te dekken zijn’.
De financiële risico’s worden per hoofdtaakveld nader toegelicht. Voor elk risico is een inschatting gemaakt van de kans dat de aangegeven gebeurtenis zou kunnen optreden. Hierbij worden drie categorieën onderscheiden, namelijk ‘laag’, ‘midden’ en ‘hoog’. Gesproken wordt van een ‘laag’ risicoprofiel indien de kans gemiddeld voor 25% zou kunnen optreden. Een ‘midden’ risicoprofiel beweegt zich op 50% en een ‘hoog’ risicoprofiel op gemiddeld 75%. Anders gezegd, een kwalificatie met ‘hoog’ impliceert dat het al bijna noodzakelijk is om voor dat risico een voorziening te treffen. Vervolgens is een financiële indicatie opgenomen van de omvang van het risico door de kans te vermenigvuldigen met het gemiddelde effect en is aangegeven of het risico van incidentele dan wel structurele aard is.
Hoofdtaakveld: Bestuur en ondersteuning
- (1) Wachtgelden wethouders
Het is mogelijk dat een wethouder wegens een politiek conflict of in verband met verkiezingen uit het college stapt met recht op wachtgeld. Bij vertrek van één wethouder kan het risico bepaald worden op ca € 60.000,- per jaar gedurende ca 3 jaren. In voorkomende gevallen wordt hiervoor een voorziening gevormd voor de totale verplichting jegens de voormalige wethouder.
- (2) Verbonden partijen i.c. gemeenschappelijke regelingen
De veronderstelling, dat het uitoefenen van taken door gemeenten gezamenlijk in een regio voor de gemeen-ten (en haar inwoners) financiële voordelen oplevert, kan niet in alle gevallen als een juiste worden onderkend. De bestuurlijke invloed van een individuele gemeente op het beleid van een eenmaal ingesteld lichaam is veelal beperkt. Aan dit gegeven is het bezwaar verbonden, dat samenwerkingsverbanden door het vormen van reserves e.d. een eigen financieel beleid gaan voeren; dus in feite een stukje financieel beleid van de aangesloten gemeenten overnemen.
De deelnemende gemeenten blijven echter wel zelf verantwoordelijk voor alle schulden en verplichtingen van de gemeenschappelijke regeling of andere verbonden partijen.
In zijn algemeenheid moet opgemerkt worden dat er op het gebied van verbonden partijen weinig risicomanagement is toe te passen, omdat ze buiten de directe invloedsfeer van de gemeente vallen. Door beleid op te stellen ten aanzien van het maken van bestuurlijke en financiële prestatie-afspraken met verbonden partijen kunnen genoemde risico’s beheersbaar worden gemaakt.
- (3) Gevolgen coronavirus
De gevolgen van de uitbraak van het coronavirus gaan, zoals inmiddels is gebleken, niet aan onze gemeente voorbij. Ook in onze gemeente zijn in 2020 besmettingen met het coronavirus geconstateerd. De gemeente volgt de adviezen van het RIVM. Dit betekent dat waar mogelijk medewerkers vanuit huis werken. Tegen mensen met klachten van verkoudheid, hoesten of koorts is geadviseerd om thuis te blijven. Maar de deuren van het gemeentehuis blijven desondanks open. Deze maatregel heeft geen gevolgen voor onze dienstverlening. De gemeente blijft via alle kanalen bereikbaar.
Wij gaan er vooralsnog van uit dat de financiële gevolgen van de coronacrisis slechts incidentele financiële gevolgen zal hebben met name voor 2020 en mogelijk een beperktere na-ijlende doorwerking in 2021. Het is op voorhand nog niet te zeggen welke effecten een rol gaan spelen op de lange(re) termijn. De precieze impact zal afhangen van de snelheid waarmee het coronavirus onder controle komt in binnen- en buitenland. De financiële consequenties hiervan voor de verschillende beleidsterreinen (in onze organisatie) en daarmee de begroting kunnen we op dit moment nog moeilijk inschatten. Een belangrijk deel van onze financiële nadelen zullen gecompenseerd worden door uitkering van het rijk. We schatten het risico vooralsnog in op pm.
- (4) Inschatting hoogte algemene uitkering
De omvang van het gemeentefonds wordt beïnvloed door de hoogte van de rijksuitgaven en de in het gemeentefonds opgenomen maatstaven. Dit zijn factoren waarop de gemeente geen invloed heeft. De gevolgen zijn feitelijk niet in te schatten, maar kunnen substantieel zijn. Daarnaast zijn de maatstaven aan de hand waarvan de algemene uitkering wordt berekend telkens aan verandering onderhevig.
Bij het opstellen van de begroting moeten zowel de totale omvang van het gemeentefonds als het aandeel van de eigen gemeente daarin worden ingeschat. Bepaalde maatstaven kunnen niet door de gemeente zelf worden beïnvloed en (dus) ook niet goed worden ingeschat (bijv. regionaal klantenpotentieel). De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is daarom met grote risico’s omgeven. Hierbij worden de risicobedragen die zich mogelijk kunnen afspelen bepaald tussen een bandbreedte van 0,5% en 1,5% van de jaarlijks te ontvangen algemene uitkering. Het risico wordt ingeschat op een bandbreedte van € 159.000,- tot € 479.000,-.
- (5) Nieuw verdeelmodel gemeentefonds
Wij hebben in de begroting indicatief rekening gehouden met negatieve herverdeeleffecten als gevolg van de herijking van het gemeentefonds. Wij hebben een eerste inschatting gemaakt van de gevolgen voor onze gemeente. Afhankelijk van de resultaten van het aanvullend onderzoek schatten wij de mogelijke extra nadelen binnen de huidige planningsperiode (tot en met 2024) in binnen een bandbreedte van € 521.000,- en € 1.578.000,-. Wij schatten deze vooralsnog, in afwachting van de definitieve cijfers, laag in.
- (6) Personeelsvoorzieningen
In het geval van ziekte en/of arbeidsongeschiktheid moet de gemeente als werkgever maximaal twee jaar het salaris aan de betrokken werknemer doorbetalen. Wanneer zich een geval van ziekte voordoet, waarvoor vervanging nodig is, kost dit de gemeente extra geld. Daarnaast geldt dat er binnen onze organisatie ook een behoorlijke mate van kwetsbaarheid is ten aanzien van specifieke kennis, omdat deze ingevuld worden door zgn. “éénmensfuncties”.
Door de gemeenteraad noodzakelijk en wenselijk geachte activiteiten (maar ook de reguliere werkzaamheden) moeten veelal (mede) worden gerealiseerd via inzet van de ambtelijke medewerkers in onze steeds ‘krapper’ wordende organisatie. Om alles tijdig te realiseren moet er evenwicht zijn tussen de te leveren prestaties en de beschikbare menskracht. Het is de taak van ons college om samen met het management dit evenwicht te zoeken en te handhaven. Waar dat niet mogelijk is zullen keuzes onvermijdelijk zijn. Het financieel risico wordt ingeschat op een bandbreedte van € 25.000,- tot € 55.000,-.
- (7) Risico’s op eigendommen
De gemeente Bladel wordt ook steeds meer geconfronteerd met toenemende vernielingen aan de gemeentelijke eigendommen. Daar de dader(s) vaak niet meer te achterhalen zijn kunnen de kosten van herstel niet in alle gevallen verhaald worden. Op basis van uitgevoerde risico-analyses uit het verleden wordt dit incidenteel risico ingeschat op een bandbreedte van € 15.000 tot € 25.000,-.
- (8) Informatiebeveiliging en privacy
Zowel bij het gebruik van gegevens binnen de gemeente, als bij de uitwisseling van informatie, moet de gemeente rekening houden met beveiligings- en privacyaspecten. Als uitgangspunt worden de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) genomen.
Om zo goed mogelijk te voldoen aan de BIO, wordt er in 2020 een nieuw informatiebeveiligingsbeleid opgesteld. Tegelijkertijd wordt er onderzocht welke bijbehorende procedures geactualiseerd en vastgesteld moeten worden. Ieder najaar wordt er een risico-inventarisatie- en evaluatie uitgevoerd. Daarnaast wordt er jaarlijks verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad en het ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties over informatiebeveiliging. Dit doen we middels ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit). Bij deze zelf-audit wordt getoetst in hoeverre er wordt voldaan aan de BIO. Op basis hiervan wordt het informatiebeveiligingsplan bijgesteld. Het plan is bedoeld om middels een prioritering te komen tot een situatie waarin zo goed mogelijk wordt voldaan aan de eisen in de BIO, om hiermee de informatieveiligheid te vergroten.
Naast het beschermen van informatie in het algemeen, is het beschermen van persoonsgegevens ook een aspect dat in de gemeente Bladel volop aandacht heeft. De gemeente Bladel moet net als elke Nederlandse organisatie voldoen aan de AVG. AVG staat voor Algemene Verordening Gegevensbescherming, de Europese wetgeving rondom privacy en bescherming van persoonsgegevens. In 2020 zijn er ‘Privacy Impact Assessments’ (PIA’s) uitgevoerd op een aantal werkprocessen waarbij gevoelige persoonsgegevens verwerkt worden. Middels deze PIA’s wordt beoordeeld of de verwerking van persoonsgegevens op een juiste manier plaatsvindt. Hier komen eventueel aanbevelingen uit voort die opgepakt worden om nog beter met persoonsgegevens om te gaan. Op die manier wordt het risico van onjuiste omgang met persoonsgegevens verkleind.
Technisch kan alles nog zo goed beveiligd en geregeld zijn, wanneer medewerkers slordig omgaan met gevoelige gegevens of onvoorzichtig handelen kan er alsnog gemakkelijk een beveiligingsincident ontstaan. Daarom is het sinds 2020 verplicht geworden voor alle nieuwe medewerkers om een training op het gebied van informatiebeveiliging en privacy te volgen. Ook zijn er sessies georganiseerd waarin alle teams binnen de gemeente uitleg gekregen hebben over waar ze zelf op kunnen letten om de informatie zo goed mogelijk te beschermen.
Vrijwel elke organisatie heeft wel eens te maken met datalekken. We spreken van een datalek als persoonsgegevens in handen vallen van derden die geen toegang tot die gegevens zouden mogen hebben. Bij een overtreding van de AVG kan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een boete opleggen van maximaal 20 miljoen euro. Het risico dat er een boete wordt opgelegd is echter erg klein. Wanneer datalekken binnen 72 uur na constatering bij de AP worden gemeld, is de kans op boetes nihil. Boetes worden voornamelijk uitgedeeld indien organisaties geen moeite hebben gedaan om systemen goed te beveiligen, wanneer datalekken niet worden opgelost of wanneer geprobeerd wordt datalekken geheim te houden. Openheid is bij datalekken dus erg belangrijk. Daarnaast is het gebruikelijker dat de AP waarschuwingen uitdeelt of werkt met last onder dwangsom in geval van een overtreding.
Beveiligingsincidenten en datalekken hebben voor gemeenten het risico op imagoschade en financiële schade. Financiële schade kan voortkomen uit boetes, herstelkosten of aansprakelijkstellingen. Voor de financiële schade wordt een bedrag van € 30.000,- als risico opgenomen.
Hoofdtaakveld: Verkeer en vervoer
- (9) Gladheidbestrijding
De gladheidbestrijding is middels een contract ondergebracht bij een aannemer voor de duur van vijf jaren en eindigt per 30 september 2021. Gladheidbestrijding is een apart werkveld en het voorspellen van de duur en hevigheid van een winterperiode is erg moeilijk. Tijdens extreme situaties, bijvoorbeeld bij (hevige) sneeuwval in combinatie met strenge vorst, moet dan ook intensiever worden geschoven en gestrooid. Derhalve zijn naast een maandelijkse vergoeding ook eenheidsprijzen in het contract opgenomen met betrekking tot het schuiven en strooien van vooraf bepaalde routes. Bij de beschikbare gestelde middelen wordt uitgegaan van normale winterse omstandigheden, wat per winterseizoen neer komt op 27 maal de vooraf bepaalde routes schuiven en strooien. Zodra sprake is van extreme situaties kunnen de meerkosten oplopen doordat vaker dan gemiddeld wordt gestrooid. Rekening houdend met extremere situaties, waarbij een toename van 35% extra werkzaamheden met betrekking tot gladheidbestrijding aannemelijk wordt geacht, is er sprake van een risico van ca. € 25.000,- aan extra kosten.
- (10) Overdracht beheerkosten wegen t.p.v. KBP
Het beheer en onderhoud van fase 2 zal eerst aan het einde van de exploitatieperiode (ca 2024) naar de gemeente overgedragen worden. Op basis van een indicatieve inschatting dient t.z.t. rekening gehouden te worden met ca € 39.000,- extra onderhoudskosten aan wegen, openbare verlichting, e.d.
Hoofdtaakveld: Sport, cultuur en recreatie
- (11) Overdracht beheerkosten groen t.p.v. KBP
Het beheer en onderhoud van fase 2 zal eerst aan het einde van de exploitatieperiode (ca 2024) naar de gemeente overgedragen worden. Op basis van een indicatieve inschatting dient t.z.t. rekening gehouden te worden met ca € 30.000,- extra onderhoudskosten aan het openbaar groen.
- (12) Natuurplagen
Door ‘natuurplagen’ (processierupsen, kevers, luizen, rattenplagen, iep- en kastanje ziektes e.d.) zullen er in voorkomende gevallen extra onderhoudswerkzaamheden verricht moeten worden aan het openbaar groen, sportvelden en de bossen. Op basis van eerdere onderhoudswerkzaamheden wordt dit incidenteel risico bepaald binnen een bandbreedte van € 100.000,- tot € 120.000,-. Voorts wordt voor de overige calamiteiten en claims een incidenteel risico bepaald binnen een bandbreedte van ca € 20.000,- tot € 30.000,-.
Hoofdtaakveld: Sociaal domein
- (13) Uitvoering loonkostensubsidie (KempenPlus)
Er is mogelijk sprake van een toename van het aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat een beroep zal doen op deze vorm van ondersteuning. Zo werkt KempenPlus samen met Vso/Pro scholen om ervoor te zorgen dat jongeren na hun educatie zo snel mogelijk participeren in de maatschappij en niet thuis komen te zitten en indien nodig gaan de jongeren met behulp van LKS aan het werk. De cliënten van KempenPlus hebben steeds meer begeleiding en ondersteuning nodig om uit te stromen vanwege instroom van specifieke doel-groepen die voorheen gebruik zou maken van Wajong en/of Wsw. KempenPlus zet ook loonkostensubsidie in om deze doelgroepen uit te laten stromen en de werkgevers te compenseren voor de verminderde productiviteit. KempenPlus zal onderzoeken of de praktijkroute ingezet kan voor statushouders en andere bijstandsgerechtigden om duurzaam participatie te bewerkstelligen. Hierdoor kunnen het aantal loonkostensubsidie verstrekkingen toenemen en ook de lasten voor de gemeenten. We schatten het risico vooralsnog in op pm.
- (14) Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Binnen de Wmo is de laatste jaren een kostenstijging te zien en ook binnen meerjarenperspectief wordt een verdere kostenstijging verwacht. Deze kostenstijging wordt met name veroorzaakt door de volgende vier factoren. Allereerst zien we in de Wmo steeds meer de gevolgen van de vermaatschappelijking van de zorg, omdat mensen met een ondersteuningsvraag - langer - thuis blijven wonen. De toename van met name ouderen met een intensieve (Wmo-)ondersteuningsvraag en mensen met een psychiatrische problematiek vormen een steeds groter financieel risico. Met voorliggende collectieve Wmo-voorzieningen in onze Bladelse kernen proberen we daar samen met lokale vrijwilligers, mantelzorgers en zorgorganisaties een antwoord op te geven. Verder spelen algemene demografische ontwikkelingen zoals dubbele vergrijzing een belangrijke rol in de kostenontwikkelingen. Als derde oorzaak zorgen loon- en prijsontwikkelingen (in het algemeen en in verband met nieuwe aanbestedingen met hogere kostprijzen) ervoor dat het inzetten van ondersteuning/zorg en het waarborgen van de continuïteit hiervan steeds kostbaarder wordt.
Ten slotte is de toegang tot Wmo-maatwerkvoorzieningen door invoering van een landelijk inkomensonafhankelijk vast abonnementstarief van € 19,- per maand laagdrempeliger geworden. Dit met een aanzuigende werking als gevolg. Ook in 2020 en 2021 blijft dit een belangrijk financieel risico.
Hoofdtaakveld: Volksgezondheid en milieu
- (15) Verwerkingsovereenkomst restafval Attero
Voor de periode 1-2-1997 t/m 1-2-2017 hebben de 6 Brabantse gewesten (vertegenwoordigd door de Vereniging van Contractanten (VvC)), namens de Brabantse gemeenten, een overeenkomst gesloten met Afvalsturing Brabant (nu: Attero) voor de verwerking van huishoudelijk restafval. Daarbij is o.a. afgesproken dat de Brabantse gemeenten jaarlijks tenminste 510 kiloton (de volumeplicht) restafval ter verwerking (verbranding) aan moeten leveren. Omdat het afvalbeleid steeds meer gericht is op het terugdringen van de hoeveelheid restafval, werd in 2011 voor het eerst niet meer aan die volumeplicht voldaan. Dat is voor Attero reden geweest om aan de Brabantse gewesten een naheffing op te leggen wegens het niet nakomen van de volumeverplichting over de periode 2011 t/m 2014. In een arbitraal eindvonnis heeft het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) Attero m.b.t. die naheffing in het ongelijk gesteld. Deze kwestie was hiermee afgedaan.
Voor de jaren 2015, 2016 en januari 2017 heeft Attero een nieuwe naheffing opgelegd voor het niet nakomen van de volumeplicht. Tot veler verrassing heeft het NAI in een eindvonnis nu Attero in het gelijk gesteld. Het NAI heeft geoordeeld dat, in tegenstelling tot de jaren 2011-2014, de Brabantse gewesten en gemeenten verplicht zijn een naheffing te betalen voor de minderlevering. Naar aanleiding hiervan is de VvC een procedure gestart bij het Gerechtshof om het vonnis te vernietigen. Het is nu aan de rechter om te bepalen of er nog een hoorzitting, waarop partijen hun standpunt nog eens toe mogen lichten of dat de zaak zo duidelijk is dat er meteen uitspraak wordt gedaan. Hoe dan ook wordt die uitspraak pas eind 2020 of begin 2021 verwacht.
Mochten de gewesten uiteindelijk aan het kortste eind trekken, dan zullen waarschijnlijk ook de gemeenten binnen de gewesten een (deel van die) naheffing moeten betalen. Het risico is sterk afhankelijk van de uitkomst van de juridische procedures en verschilt zeer van gemeente tot gemeente. Wij hebben het risico voor onze gemeente ingeschat op een bandbreedte van € 166.000,- tot € 288.000,- (op basis van verhouding 50% inwoners en 50% tonnage). Dit risico wordt vooralsnog hoog ingeschat.
Hoofdtaakveld: Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening
- (16) Grondexploitatie
Voor de risico’s verbonden aan de grondexploitatie wordt verwezen naar de paragraaf grondbeleid. De algemene reserve grondexploitatie is gevormd voor de dekking van de risico’s verband houdend met de grondexploitaties.
Op 11 juli 2007 is met een ingezetene en de gemeente een overeenkomst gesloten, waarin – kort samengevat - afspraken zijn gemaakt over het beschikbaar stellen van een kavel op De Beemd, alsmede over de opslag van grond en bouwmaterialen op het perceel De Pan ongenummerd. De nakoming van deze overeenkomst heeft uiteindelijk geleid tot een juridische procedure, waarbij de gemeente op 24 april 2013 bij de rechtbank volledig in het gelijk is gesteld. Appellant heeft tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Op 26 januari 2016 heeft het Gerechtshof arrest gewezen. Hierbij is de appellant in het gelijk gesteld. Het Hof heeft – kort samengevat - bepaald dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in nakoming van de vaststellingsovereenkomst van 11 juli 2007 en veroordeelt de gemeente tot vergoeding van de geleden schade. De schade wordt bepaald in een afzonderlijke procedure waarvoor onafhankelijke deskundigen zijn aangewezen.
- (17) Actualisatie winstuitnames grondexploitatie
De gemeente Bladel neemt tussentijds winst als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan (laag risicoprofiel):
In het BBV (notitie grondexploitatie) zijn regels vastgelegd over de wijze van winstnemingen. In de notitie wordt aangegeven dat bij tussentijdse winstnemingen de percentage of completion methode (POC) dient te worden gevolg: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd moet tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen.
Eerdere jaren nam de vraag naar grond neemt weer toe, het lijkt erop dat de hausse voorbij is. De verkopen lijken in een rustiger vaarwater te komen. Dit heeft ook als consequentie dat de aanvankelijk geprognosticeerde winstuitnames, gelet op het vastgestelde beleid in de Nota Grondbeleid 2009 en de nieuwe voorschriften BBV.
Wij hebben nu rekening gehouden met een normale fasering in grond uitgifte en gelijkblijvende grondprijzen, beide ingegeven door het economische klimaat en de signalen in de woningbouw. Vanaf 2016 zijn we als gemeente verplicht om vennootschapsbelasting (Vpb) te betalen over de fiscale winsten. Voorts wordt verwezen naar de paragraaf grondbeleid.
In de grondexploitaties wordt voor de boekjaren 2020 tot en met 2024 een gemiddelde (commerciële) winst verwacht van € 237.000,-. Het (conjuncturele) risico wordt ingeschat op een bandbreedte van 15% en 25% van het gemiddelde van de geraamde (commerciële) winstuitname gedurende de planperiode. Het risico wordt dan ingeschat op een bandbreedte van € 36.000,- tot € 59.000,-. Dit risico schatten wij als midden in.
- (18) Gemeentegaranties
In 2019 werd de nota “verlenen van garanties en verstrekken van geldleningen” vastgesteld. Op basis van deze nota gaan we voortaan uit van het eigen kunnen en eigen kracht van onze inwoners. Het is niet aan ons om te sturen en te regelen, maar als dat nodig en mogelijk is willen we wel kunnen ondersteunen. Het verstrekken van een garantie of lening past hierbij. Anderzijds moeten we de financiële houdbaarheid van onze garantie- en lening portefeuille niet uit het oog verliezen. Daarom hanteren we hiervoor het Nee, tenzij-beleid hanteren.
De gemeente Bladel heeft in het verleden overeenkomsten afgesloten waarmee het middels een achtervangpositie garant staat voor de rente- en aflossingsverplichtingen van diverse woningcorporaties ten opzichte van kredietverstrekkers. De stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) draagt het direct risico. Het risico voor de gemeente Bladel dat hiermee gepaard gaat is te verwaarlozen gezien de zekerheidsstructuur van de WSW.
Gemeenten zijn per 1 januari 2011 uit de achtervang voor nieuwe hypotheken met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) getreden. Dat is de uitkomst van een jarenlange discussie tussen de VNG en het Rijk. De financiële risico’s die gemeenten lopen door de achtervangpositie vindt de VNG onverantwoord.
Concreet betekent dit dat alle gemeenten uittreden voor nieuwe garanties vanaf 2011. De achtervangpositie van gemeenten voor bestaande NHG-hypotheken blijft bestaan. Het bestaande vermogen van het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) blijft beschikbaar voor alle NHG-hypotheken van zowel vóór als na de datum waarop gemeenten uittreden uit de achtervangpositie. Met de beëindiging van de achtervangpositie van gemeenten voor nieuwe NHG-hypotheken zijn de risico’s voor gemeenten verder beperkt.
Hoewel wij de kans dat de gemeente wordt aangesproken op garantstellingen niet groot achten, houden wij het risicobedrag vooralsnog vast op een bandbreedte van € 10.000,- tot € 20.000,-.
- (19) Gevolgen Stikstofbesluit (PAS regels) en PFAS
In alle lopende grondexploitaties, waarvan het bestemmingsplan al vastgesteld c.q. onherroepelijk is, is in de onderbouwing van bestemmingsplannen geconcludeerd dat stikstof geen probleem is. Verder zijn er door de stikstofcrisis in de gemeente Bladel niet minder omgevingsvergunningen verleend. Stikstof heeft op dit moment nog geen financiële consequenties. Het risico voor de lopende projecten wat betreft stikstof schatten wij dan ook als laag in.
In alle lopende grondexploitaties, waar we nog gronden bouw- en woonrijp moeten maken is voor de uitvraag van “het werk” onderzoek uitgevoerd of er eventuele meerkosten voor PFAS zijn (staat voor poly- en perfluoralkylstoffen). Tot op heden is geconcludeerd dat in de lopende plannen dit niet het geval is. Aangezien we extra onderzoeken moeten doen naar PFAS, zijn deze extra onderzoekskosten meegenomen in de grondexploitaties. Door de PFAS hebben we op dit moment nog geen vertraging opgelopen in de lopende plannen dus de financiële consequenties zijn laag. Het risico voor de lopende projecten wat betreft PFAS schatten wij dan ook als laag in.
Bij toekomstige grondexploitaties houden we zekerheidshalve in onze exploitatieopzetten wel rekening mee met meerkosten voor onderzoeken naar stikstof/PFAS, meerkosten voor het bouw- en woonrijp maken en eventuele vertraagde fasering voor de gronduitgifte. Zodat we, mochten er meerkosten komen en een vertraagde gronduitgifte zijn, deze ingecalculeerd zijn. Mocht het uiteindelijk meevallen dan heeft dit een positief effect op de grondexploitatie. Het risico voor toekomstige projecten schatten we gemiddeld in.