Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Beleid voor risicomanagement

Terug naar navigatie - Beleid voor risicomanagement

Uw raad heeft in de vergadering van 27 april 2006 de nota weerstandsvermogen en risicomanagement vastgesteld en in de vergadering van 22 maart 2012 de nota reserves en voorzieningen 2012. Deze nota’s en de paragraaf weerstandsvermogen hebben nauw verband met elkaar. In deze nota’s zijn vooral de beleidslijnen en de totale positie aan de orde gesteld. In de paragraaf weerstandsvermogen worden met name de financiële risico’s en het weerstandsvermogen geactualiseerd op basis van de laatste inzichten. Op deze wijze krijgt uw raad periodiek goed inzicht in de omvang en de mogelijkheden om financiële risico’s op te vangen.

De doelstellingen van risicomanagement luiden als volgt:
1. Inzicht krijgen in de risico’s die we lopen. Op basis van dit inzicht kunnen risico’s eventueel worden afgedekt.
2. Er voor zorgen dat het optreden van risico’s zo weinig mogelijk effect heeft op de uitvoering van het bestaande beleid.
3. Verder stimuleren van het risicobewustzijn (van medewerkers) in de organisatie en het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van risico’s.
4. De ratio weerstandsvermogen c.q. algemene reserve wordt uitgedrukt als de verhouding tussen de algemene reserve en het gemiddelde van de geïnventariseerde risico’s. De gewenste omvang van het weerstandsvermogen wordt bepaald op klasse C (voldoende).

 

Risicoprofiel

Terug naar navigatie - Risicoprofiel

In de op 22 maart 2012 vastgestelde nota reserves en voorzieningen 2012 is het eigenstandig risicoprofiel als normatief kader voor de omvang van de algemene reserve bepaald op de gemiddelde omvang van de geïnventariseerde risico’s.

 

Berekening onbenutte belastingcapaciteit
Mocht de gemeente in (erg) slecht financieel weer terecht komen en een beroep willen doen op artikel 12 van de financiële verhoudingswet (Fvw), dan moet worden voldaan aan het redelijk peil van het belastingpakket (de zgn. ongebruikte belastingcapaciteit). Voor de OZB bedraagt de norm voor 2021 0,1809% van de WOZ-waarden verhoogd met een opslag van 20%. De norm voor de afvalstoffenheffing en het rioolrecht is 100% kostendekking. Onze OZB-opbrengst is nog ca € 4,646 mln lager dan het redelijk peil. Wij zien dit echter niet als een kader voor de komende jaren en nemen daarom geen ongebruikte belastingcapaciteit op als buffer.

 

Risico-inventarisatie

Terug naar navigatie - Risico-inventarisatie

Indien een redelijke inschatting van het gewenste weerstandsvermogen kan worden gegeven, kan hieruit een indicatie voor de gezondheid en flexibiliteit van de gemeentelijke financiën op de korte én langere termijn worden gegeven.

Om te bepalen of het weerstandsvermogen toereikend is, wordt de relatie gelegd tussen de gemiddelde omvang van de financieel gekwantificeerde risico’s en de daarbij gewenste omvang van de algemene reserve enerzijds en de omvang van de algemene reserve anderzijds.

Het beschikbare weerstandsvermogen is tenminste even groot als de omvang van het bepaalde risicoprofiel. De gewenste omvang van het weerstandsvermogen moet zich tenminste op klasse C (voldoende) begeven.

Om een juist beeld van de financiële positie van de gemeente te verkrijgen, is het noodzakelijk dat het ook helder is met welke risico’s de gemeente nog kan worden geconfronteerd. Het gaat hierbij om mogelijke uitgaven c.q. inkomsten waarvan de hoogte op voorhand niet kan worden vastgesteld. Voor zover risico’s wel financieel vertaald kunnen worden, zullen daarvoor bedragen van het eigen vermogen moeten worden afgezonderd. Waar mogelijk zijn voor potentiële risico’s al voorzieningen getroffen. Deze blijven hier dan ook verder onvermeld.

Primair moeten risico’s uiteraard zoveel mogelijk worden beperkt of worden voorkomen door zorgvuldigheid van procedures. Het is van belang om periodiek een zo breed mogelijke analyse van de risico's te maken, die de financiële zelfstandigheid van de gemeente in gevaar kunnen brengen. Onder risico wordt in dit verband verstaan ‘een niet door de gemeente te beïnvloeden gebeurtenis, onvoorspelbaar en onafwendbaar indien deze zich voordoet, met veelal financiële of materiële gevolgen die niet specifiek af te dekken zijn’.

De financiële risico’s worden per hoofdtaakveld nader toegelicht. Voor elk risico is een inschatting gemaakt van de kans dat de aangegeven gebeurtenis zou kunnen optreden. Hierbij worden drie categorieën onderscheiden, namelijk ‘laag’, ‘midden’ en ‘hoog’. Gesproken wordt van een ‘laag’ risicoprofiel indien de kans gemiddeld voor 25% zou kunnen optreden. Een ‘midden’ risicoprofiel beweegt zich op 50% en een ‘hoog’ risicoprofiel op gemiddeld 75%. Anders gezegd, een kwalificatie met ‘hoog’ impliceert dat het al bijna noodzakelijk is om voor dat risico een voorziening te treffen. Vervolgens is een financiële indicatie opgenomen van de omvang van het risico door de kans te vermenigvuldigen met het gemiddelde effect en is aangegeven of het risico van incidentele dan wel structurele aard is.

 

Hoofdtaakveld: Bestuur en ondersteuning

- (1) Wachtgelden wethouders
Het is mogelijk dat een wethouder wegens een politiek conflict of in verband met verkiezingen uit het college stapt met recht op wachtgeld. Bij vertrek van één wethouder kan het risico bepaald worden op ca € 60.000,- per jaar gedurende ca 3 jaren. In voorkomende gevallen wordt hiervoor een voorziening gevormd voor de totale verplichting jegens de voormalige wethouder.

 

- (2) Verbonden partijen i.c. gemeenschappelijke regelingen
De veronderstelling, dat het uitoefenen van taken door gemeenten gezamenlijk in een regio voor de gemeen-ten (en haar inwoners) financiële voordelen oplevert, kan niet in alle gevallen als een juiste worden onderkend. De bestuurlijke invloed van een individuele gemeente op het beleid van een eenmaal ingesteld lichaam is veelal beperkt. Aan dit gegeven is het bezwaar verbonden, dat samenwerkingsverbanden door het vormen van reserves e.d. een eigen financieel beleid gaan voeren; dus in feite een stukje financieel beleid van de aangesloten gemeenten overnemen.
De deelnemende gemeenten blijven echter wel zelf verantwoordelijk voor alle schulden en verplichtingen van de gemeenschappelijke regeling of andere verbonden partijen.

In zijn algemeenheid moet opgemerkt worden dat er op het gebied van verbonden partijen weinig risicomanagement is toe te passen, omdat ze buiten de directe invloedsfeer van de gemeente vallen. Door beleid op te stellen ten aanzien van het maken van bestuurlijke en financiële prestatie-afspraken met verbonden partijen kunnen genoemde risico’s beheersbaar worden gemaakt.

 

- (3) Gevolgen coronavirus
De gevolgen van de uitbraak van het coronavirus gaan, zoals inmiddels is gebleken, niet aan onze gemeente voorbij. Ook in onze gemeente zijn in 2020 besmettingen met het coronavirus geconstateerd. De gemeente volgt de adviezen van het RIVM. Dit betekent dat waar mogelijk medewerkers vanuit huis werken. Tegen mensen met klachten van verkoudheid, hoesten of koorts is geadviseerd om thuis te blijven. Maar de deuren van het gemeentehuis blijven desondanks open. Deze maatregel heeft geen gevolgen voor onze dienstverlening. De gemeente blijft via alle kanalen bereikbaar.

Wij gaan er vooralsnog van uit dat de financiële gevolgen van de coronacrisis slechts incidentele financiële gevolgen zal hebben met name voor 2020 en mogelijk een beperktere na-ijlende doorwerking in 2021. Het is op voorhand nog niet te zeggen welke effecten een rol gaan spelen op de lange(re) termijn. De precieze impact zal afhangen van de snelheid waarmee het coronavirus onder controle komt in binnen- en buitenland. De financiële consequenties hiervan voor de verschillende beleidsterreinen (in onze organisatie) en daarmee de begroting kunnen we op dit moment nog moeilijk inschatten. Een belangrijk deel van onze financiële nadelen zullen gecompenseerd worden door uitkering van het rijk. We schatten het risico vooralsnog in op pm.

 

- (4) Inschatting hoogte algemene uitkering
De omvang van het gemeentefonds wordt beïnvloed door de hoogte van de rijksuitgaven en de in het gemeentefonds opgenomen maatstaven. Dit zijn factoren waarop de gemeente geen invloed heeft. De gevolgen zijn feitelijk niet in te schatten, maar kunnen substantieel zijn. Daarnaast zijn de maatstaven aan de hand waarvan de algemene uitkering wordt berekend telkens aan verandering onderhevig.

Bij het opstellen van de begroting moeten zowel de totale omvang van het gemeentefonds als het aandeel van de eigen gemeente daarin worden ingeschat. Bepaalde maatstaven kunnen niet door de gemeente zelf worden beïnvloed en (dus) ook niet goed worden ingeschat (bijv. regionaal klantenpotentieel). De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is daarom met grote risico’s omgeven. Hierbij worden de risicobedragen die zich mogelijk kunnen afspelen bepaald tussen een bandbreedte van 0,5% en 1,5% van de jaarlijks te ontvangen algemene uitkering. Het risico wordt ingeschat op een bandbreedte van € 159.000,- tot € 479.000,-.

 

- (5) Nieuw verdeelmodel gemeentefonds
Wij hebben in de begroting indicatief rekening gehouden met negatieve herverdeeleffecten als gevolg van de herijking van het gemeentefonds. Wij hebben een eerste inschatting gemaakt van de gevolgen voor onze gemeente. Afhankelijk van de resultaten van het aanvullend onderzoek schatten wij de mogelijke extra nadelen binnen de huidige planningsperiode (tot en met 2024) in binnen een bandbreedte van € 521.000,- en € 1.578.000,-. Wij schatten deze vooralsnog, in afwachting van de definitieve cijfers, laag in.

 

- (6) Personeelsvoorzieningen
In het geval van ziekte en/of arbeidsongeschiktheid moet de gemeente als werkgever maximaal twee jaar het salaris aan de betrokken werknemer doorbetalen. Wanneer zich een geval van ziekte voordoet, waarvoor vervanging nodig is, kost dit de gemeente extra geld. Daarnaast geldt dat er binnen onze organisatie ook een behoorlijke mate van kwetsbaarheid is ten aanzien van specifieke kennis, omdat deze ingevuld worden door zgn. “éénmensfuncties”.
Door de gemeenteraad noodzakelijk en wenselijk geachte activiteiten (maar ook de reguliere werkzaamheden) moeten veelal (mede) worden gerealiseerd via inzet van de ambtelijke medewerkers in onze steeds ‘krapper’ wordende organisatie. Om alles tijdig te realiseren moet er evenwicht zijn tussen de te leveren prestaties en de beschikbare menskracht. Het is de taak van ons college om samen met het management dit evenwicht te zoeken en te handhaven. Waar dat niet mogelijk is zullen keuzes onvermijdelijk zijn. Het financieel risico wordt ingeschat op een bandbreedte van € 25.000,- tot € 55.000,-.

 

- (7) Risico’s op eigendommen
De gemeente Bladel wordt ook steeds meer geconfronteerd met toenemende vernielingen aan de gemeentelijke eigendommen. Daar de dader(s) vaak niet meer te achterhalen zijn kunnen de kosten van herstel niet in alle gevallen verhaald worden. Op basis van uitgevoerde risico-analyses uit het verleden wordt dit incidenteel risico ingeschat op een bandbreedte van € 15.000 tot € 25.000,-.

 

- (8) Informatiebeveiliging en privacy
Zowel bij het gebruik van gegevens binnen de gemeente, als bij de uitwisseling van informatie, moet de gemeente rekening houden met beveiligings- en privacyaspecten. Als uitgangspunt worden de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) genomen.

Om zo goed mogelijk te voldoen aan de BIO, wordt er in 2020 een nieuw informatiebeveiligingsbeleid opgesteld. Tegelijkertijd wordt er onderzocht welke bijbehorende procedures geactualiseerd en vastgesteld moeten worden. Ieder najaar wordt er een risico-inventarisatie- en evaluatie uitgevoerd. Daarnaast wordt er jaarlijks verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad en het ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties over informatiebeveiliging. Dit doen we middels ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit). Bij deze zelf-audit wordt getoetst in hoeverre er wordt voldaan aan de BIO. Op basis hiervan wordt het informatiebeveiligingsplan bijgesteld. Het plan is bedoeld om middels een prioritering te komen tot een situatie waarin zo goed mogelijk wordt voldaan aan de eisen in de BIO, om hiermee de informatieveiligheid te vergroten.

Naast het beschermen van informatie in het algemeen, is het beschermen van persoonsgegevens ook een aspect dat in de gemeente Bladel volop aandacht heeft. De gemeente Bladel moet net als elke Nederlandse organisatie voldoen aan de AVG. AVG staat voor Algemene Verordening Gegevensbescherming, de Europese wetgeving rondom privacy en bescherming van persoonsgegevens. In 2020 zijn er ‘Privacy Impact Assessments’ (PIA’s) uitgevoerd op een aantal werkprocessen waarbij gevoelige persoonsgegevens verwerkt worden. Middels deze PIA’s wordt beoordeeld of de verwerking van persoonsgegevens op een juiste manier plaatsvindt. Hier komen eventueel aanbevelingen uit voort die opgepakt worden om nog beter met persoonsgegevens om te gaan. Op die manier wordt het risico van onjuiste omgang met persoonsgegevens verkleind.

Technisch kan alles nog zo goed beveiligd en geregeld zijn, wanneer medewerkers slordig omgaan met gevoelige gegevens of onvoorzichtig handelen kan er alsnog gemakkelijk een beveiligingsincident ontstaan. Daarom is het sinds 2020 verplicht geworden voor alle nieuwe medewerkers om een training op het gebied van informatiebeveiliging en privacy te volgen. Ook zijn er sessies georganiseerd waarin alle teams binnen de gemeente uitleg gekregen hebben over waar ze zelf op kunnen letten om de informatie zo goed mogelijk te beschermen.

Vrijwel elke organisatie heeft wel eens te maken met datalekken. We spreken van een datalek als persoonsgegevens in handen vallen van derden die geen toegang tot die gegevens zouden mogen hebben. Bij een overtreding van de AVG kan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een boete opleggen van maximaal 20 miljoen euro. Het risico dat er een boete wordt opgelegd is echter erg klein. Wanneer datalekken binnen 72 uur na constatering bij de AP worden gemeld, is de kans op boetes nihil. Boetes worden voornamelijk uitgedeeld indien organisaties geen moeite hebben gedaan om systemen goed te beveiligen, wanneer datalekken niet worden opgelost of wanneer geprobeerd wordt datalekken geheim te houden. Openheid is bij datalekken dus erg belangrijk. Daarnaast is het gebruikelijker dat de AP waarschuwingen uitdeelt of werkt met last onder dwangsom in geval van een overtreding.

Beveiligingsincidenten en datalekken hebben voor gemeenten het risico op imagoschade en financiële schade. Financiële schade kan voortkomen uit boetes, herstelkosten of aansprakelijkstellingen. Voor de financiële schade wordt een bedrag van € 30.000,- als risico opgenomen.

 

Hoofdtaakveld: Verkeer en vervoer

- (9) Gladheidbestrijding
De gladheidbestrijding is middels een contract ondergebracht bij een aannemer voor de duur van vijf jaren en eindigt per 30 september 2021. Gladheidbestrijding is een apart werkveld en het voorspellen van de duur en hevigheid van een winterperiode is erg moeilijk. Tijdens extreme situaties, bijvoorbeeld bij (hevige) sneeuwval in combinatie met strenge vorst, moet dan ook intensiever worden geschoven en gestrooid. Derhalve zijn naast een maandelijkse vergoeding ook eenheidsprijzen in het contract opgenomen met betrekking tot het schuiven en strooien van vooraf bepaalde routes. Bij de beschikbare gestelde middelen wordt uitgegaan van normale winterse omstandigheden, wat per winterseizoen neer komt op 27 maal de vooraf bepaalde routes schuiven en strooien. Zodra sprake is van extreme situaties kunnen de meerkosten oplopen doordat vaker dan gemiddeld wordt gestrooid. Rekening houdend met extremere situaties, waarbij een toename van 35% extra werkzaamheden met betrekking tot gladheidbestrijding aannemelijk wordt geacht, is er sprake van een risico van ca. € 25.000,- aan extra kosten.

 

- (10) Overdracht beheerkosten wegen t.p.v. KBP
Het beheer en onderhoud van fase 2 zal eerst aan het einde van de exploitatieperiode (ca 2024) naar de gemeente overgedragen worden. Op basis van een indicatieve inschatting dient t.z.t. rekening gehouden te worden met ca € 39.000,- extra onderhoudskosten aan wegen, openbare verlichting, e.d.

 

Hoofdtaakveld: Sport, cultuur en recreatie

- (11) Overdracht beheerkosten groen t.p.v. KBP
Het beheer en onderhoud van fase 2 zal eerst aan het einde van de exploitatieperiode (ca 2024) naar de gemeente overgedragen worden. Op basis van een indicatieve inschatting dient t.z.t. rekening gehouden te worden met ca € 30.000,- extra onderhoudskosten aan het openbaar groen.

 

- (12) Natuurplagen
Door ‘natuurplagen’ (processierupsen, kevers, luizen, rattenplagen, iep- en kastanje ziektes e.d.) zullen er in voorkomende gevallen extra onderhoudswerkzaamheden verricht moeten worden aan het openbaar groen, sportvelden en de bossen. Op basis van eerdere onderhoudswerkzaamheden wordt dit incidenteel risico bepaald binnen een bandbreedte van € 100.000,- tot € 120.000,-. Voorts wordt voor de overige calamiteiten en claims een incidenteel risico bepaald binnen een bandbreedte van ca € 20.000,- tot € 30.000,-.

 

Hoofdtaakveld: Sociaal domein

- (13) Uitvoering loonkostensubsidie (KempenPlus)
Er is mogelijk sprake van een toename van het aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat een beroep zal doen op deze vorm van ondersteuning. Zo werkt KempenPlus samen met Vso/Pro scholen om ervoor te zorgen dat jongeren na hun educatie zo snel mogelijk participeren in de maatschappij en niet thuis komen te zitten en indien nodig gaan de jongeren met behulp van LKS aan het werk. De cliënten van KempenPlus hebben steeds meer begeleiding en ondersteuning nodig om uit te stromen vanwege instroom van specifieke doel-groepen die voorheen gebruik zou maken van Wajong en/of Wsw. KempenPlus zet ook loonkostensubsidie in om deze doelgroepen uit te laten stromen en de werkgevers te compenseren voor de verminderde productiviteit. KempenPlus zal onderzoeken of de praktijkroute ingezet kan voor statushouders en andere bijstandsgerechtigden om duurzaam participatie te bewerkstelligen. Hierdoor kunnen het aantal loonkostensubsidie verstrekkingen toenemen en ook de lasten voor de gemeenten. We schatten het risico vooralsnog in op pm.

 

- (14) Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Binnen de Wmo is de laatste jaren een kostenstijging te zien en ook binnen meerjarenperspectief wordt een verdere kostenstijging verwacht. Deze kostenstijging wordt met name veroorzaakt door de volgende vier factoren. Allereerst zien we in de Wmo steeds meer de gevolgen van de vermaatschappelijking van de zorg, omdat mensen met een ondersteuningsvraag - langer - thuis blijven wonen. De toename van met name ouderen met een intensieve (Wmo-)ondersteuningsvraag en mensen met een psychiatrische problematiek vormen een steeds groter financieel risico. Met voorliggende collectieve Wmo-voorzieningen in onze Bladelse kernen proberen we daar samen met lokale vrijwilligers, mantelzorgers en zorgorganisaties een antwoord op te geven. Verder spelen algemene demografische ontwikkelingen zoals dubbele vergrijzing een belangrijke rol in de kostenontwikkelingen. Als derde oorzaak zorgen loon- en prijsontwikkelingen (in het algemeen en in verband met nieuwe aanbestedingen met hogere kostprijzen) ervoor dat het inzetten van ondersteuning/zorg en het waarborgen van de continuïteit hiervan steeds kostbaarder wordt.
Ten slotte is de toegang tot Wmo-maatwerkvoorzieningen door invoering van een landelijk inkomensonafhankelijk vast abonnementstarief van € 19,- per maand laagdrempeliger geworden. Dit met een aanzuigende werking als gevolg. Ook in 2020 en 2021 blijft dit een belangrijk financieel risico.

 

Hoofdtaakveld: Volksgezondheid en milieu

- (15) Verwerkingsovereenkomst restafval Attero
Voor de periode 1-2-1997 t/m 1-2-2017 hebben de 6 Brabantse gewesten (vertegenwoordigd door de Vereniging van Contractanten (VvC)), namens de Brabantse gemeenten, een overeenkomst gesloten met Afvalsturing Brabant (nu: Attero) voor de verwerking van huishoudelijk restafval. Daarbij is o.a. afgesproken dat de Brabantse gemeenten jaarlijks tenminste 510 kiloton (de volumeplicht) restafval ter verwerking (verbranding) aan moeten leveren. Omdat het afvalbeleid steeds meer gericht is op het terugdringen van de hoeveelheid restafval, werd in 2011 voor het eerst niet meer aan die volumeplicht voldaan. Dat is voor Attero reden geweest om aan de Brabantse gewesten een naheffing op te leggen wegens het niet nakomen van de volumeverplichting over de periode 2011 t/m 2014. In een arbitraal eindvonnis heeft het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) Attero m.b.t. die naheffing in het ongelijk gesteld. Deze kwestie was hiermee afgedaan.

Voor de jaren 2015, 2016 en januari 2017 heeft Attero een nieuwe naheffing opgelegd voor het niet nakomen van de volumeplicht. Tot veler verrassing heeft het NAI in een eindvonnis nu Attero in het gelijk gesteld. Het NAI heeft geoordeeld dat, in tegenstelling tot de jaren 2011-2014, de Brabantse gewesten en gemeenten verplicht zijn een naheffing te betalen voor de minderlevering. Naar aanleiding hiervan is de VvC een procedure gestart bij het Gerechtshof om het vonnis te vernietigen. Het is nu aan de rechter om te bepalen of er nog een hoorzitting, waarop partijen hun standpunt nog eens toe mogen lichten of dat de zaak zo duidelijk is dat er meteen uitspraak wordt gedaan. Hoe dan ook wordt die uitspraak pas eind 2020 of begin 2021 verwacht.

Mochten de gewesten uiteindelijk aan het kortste eind trekken, dan zullen waarschijnlijk ook de gemeenten binnen de gewesten een (deel van die) naheffing moeten betalen. Het risico is sterk afhankelijk van de uitkomst van de juridische procedures en verschilt zeer van gemeente tot gemeente. Wij hebben het risico voor onze gemeente ingeschat op een bandbreedte van € 166.000,- tot € 288.000,- (op basis van verhouding 50% inwoners en 50% tonnage). Dit risico wordt vooralsnog hoog ingeschat.

 

Hoofdtaakveld: Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening

- (16) Grondexploitatie
Voor de risico’s verbonden aan de grondexploitatie wordt verwezen naar de paragraaf grondbeleid. De algemene reserve grondexploitatie is gevormd voor de dekking van de risico’s verband houdend met de grondexploitaties.

Op 11 juli 2007 is met een ingezetene en de gemeente een overeenkomst gesloten, waarin – kort samengevat - afspraken zijn gemaakt over het beschikbaar stellen van een kavel op De Beemd, alsmede over de opslag van grond en bouwmaterialen op het perceel De Pan ongenummerd. De nakoming van deze overeenkomst heeft uiteindelijk geleid tot een juridische procedure, waarbij de gemeente op 24 april 2013 bij de rechtbank volledig in het gelijk is gesteld. Appellant heeft tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Op 26 januari 2016 heeft het Gerechtshof arrest gewezen. Hierbij is de appellant in het gelijk gesteld. Het Hof heeft – kort samengevat - bepaald dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in nakoming van de vaststellingsovereenkomst van 11 juli 2007 en veroordeelt de gemeente tot vergoeding van de geleden schade. De schade wordt bepaald in een afzonderlijke procedure waarvoor onafhankelijke deskundigen zijn aangewezen.

 

- (17) Actualisatie winstuitnames grondexploitatie
De gemeente Bladel neemt tussentijds winst als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan (laag risicoprofiel): 

In het BBV (notitie grondexploitatie) zijn regels vastgelegd over de wijze van winstnemingen. In de notitie wordt aangegeven dat bij tussentijdse winstnemingen de percentage of completion methode (POC) dient te worden gevolg: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd moet tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen.

Eerdere jaren nam de vraag naar grond neemt weer toe, het lijkt erop dat de hausse voorbij is. De verkopen lijken in een rustiger vaarwater te komen. Dit heeft ook als consequentie dat de aanvankelijk geprognosticeerde winstuitnames, gelet op het vastgestelde beleid in de Nota Grondbeleid 2009 en de nieuwe voorschriften BBV.

Wij hebben nu rekening gehouden met een normale fasering in grond uitgifte en gelijkblijvende grondprijzen, beide ingegeven door het economische klimaat en de signalen in de woningbouw. Vanaf 2016 zijn we als gemeente verplicht om vennootschapsbelasting (Vpb) te betalen over de fiscale winsten. Voorts wordt verwezen naar de paragraaf grondbeleid.

In de grondexploitaties wordt voor de boekjaren 2020 tot en met 2024 een gemiddelde (commerciële) winst verwacht van € 237.000,-. Het (conjuncturele) risico wordt ingeschat op een bandbreedte van 15% en 25% van het gemiddelde van de geraamde (commerciële) winstuitname gedurende de planperiode. Het risico wordt dan ingeschat op een bandbreedte van € 36.000,- tot € 59.000,-. Dit risico schatten wij als midden in.

 

- (18) Gemeentegaranties
In 2019 werd de nota “verlenen van garanties en verstrekken van geldleningen” vastgesteld. Op basis van deze nota gaan we voortaan uit van het eigen kunnen en eigen kracht van onze inwoners. Het is niet aan ons om te sturen en te regelen, maar als dat nodig en mogelijk is willen we wel kunnen ondersteunen. Het verstrekken van een garantie of lening past hierbij. Anderzijds moeten we de financiële houdbaarheid van onze garantie- en lening portefeuille niet uit het oog verliezen. Daarom hanteren we hiervoor het Nee, tenzij-beleid hanteren.

De gemeente Bladel heeft in het verleden overeenkomsten afgesloten waarmee het middels een achtervangpositie garant staat voor de rente- en aflossingsverplichtingen van diverse woningcorporaties ten opzichte van kredietverstrekkers. De stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) draagt het direct risico. Het risico voor de gemeente Bladel dat hiermee gepaard gaat is te verwaarlozen gezien de zekerheidsstructuur van de WSW.

Gemeenten zijn per 1 januari 2011 uit de achtervang voor nieuwe hypotheken met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) getreden. Dat is de uitkomst van een jarenlange discussie tussen de VNG en het Rijk. De financiële risico’s die gemeenten lopen door de achtervangpositie vindt de VNG onverantwoord.

Concreet betekent dit dat alle gemeenten uittreden voor nieuwe garanties vanaf 2011. De achtervangpositie van gemeenten voor bestaande NHG-hypotheken blijft bestaan. Het bestaande vermogen van het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) blijft beschikbaar voor alle NHG-hypotheken van zowel vóór als na de datum waarop gemeenten uittreden uit de achtervangpositie. Met de beëindiging van de achtervangpositie van gemeenten voor nieuwe NHG-hypotheken zijn de risico’s voor gemeenten verder beperkt.

Hoewel wij de kans dat de gemeente wordt aangesproken op garantstellingen niet groot achten, houden wij het risicobedrag vooralsnog vast op een bandbreedte van € 10.000,- tot € 20.000,-.

 

- (19) Gevolgen Stikstofbesluit (PAS regels) en PFAS
In alle lopende grondexploitaties, waarvan het bestemmingsplan al vastgesteld c.q. onherroepelijk is, is in de onderbouwing van bestemmingsplannen geconcludeerd dat stikstof geen probleem is. Verder zijn er door de stikstofcrisis in de gemeente Bladel niet minder omgevingsvergunningen verleend. Stikstof heeft op dit moment nog geen financiële consequenties. Het risico voor de lopende projecten wat betreft stikstof schatten wij dan ook als laag in.

In alle lopende grondexploitaties, waar we nog gronden bouw- en woonrijp moeten maken is voor de uitvraag van “het werk” onderzoek uitgevoerd of er eventuele meerkosten voor PFAS zijn (staat voor poly- en perfluoralkylstoffen). Tot op heden is geconcludeerd dat in de lopende plannen dit niet het geval is. Aangezien we extra onderzoeken moeten doen naar PFAS, zijn deze extra onderzoekskosten meegenomen in de grondexploitaties. Door de PFAS hebben we op dit moment nog geen vertraging opgelopen in de lopende plannen dus de financiële consequenties zijn laag. Het risico voor de lopende projecten wat betreft PFAS schatten wij dan ook als laag in.

Bij toekomstige grondexploitaties houden we zekerheidshalve in onze exploitatieopzetten wel rekening mee met meerkosten voor onderzoeken naar stikstof/PFAS, meerkosten voor het bouw- en woonrijp maken en eventuele vertraagde fasering voor de gronduitgifte. Zodat we, mochten er meerkosten komen en een vertraagde gronduitgifte zijn, deze ingecalculeerd zijn. Mocht het uiteindelijk meevallen dan heeft dit een positief effect op de grondexploitatie. Het risico voor toekomstige projecten schatten we gemiddeld in.

 

Financiële indicatie risico-inventarisatie en -kwantificering

Terug naar navigatie - Financiële indicatie risico-inventarisatie en -kwantificering

De omvang van de geïnventariseerde risico’s beweegt zich tussen een bedrag van € 1.070.000,- en een bedrag van € 2.670.000,- (zie kolom c). Indien alle risico’s zich tegelijk zouden voordoen, gaat het gemiddeld dus om een bedrag van € 1.869.000,-. Maar de kans hierop is niet erg groot. Uitgaande van de gemiddelde omvang en de geraamde ‘kansen’ bedraagt het totaal aan de nu geïnventariseerde risico’s een aanzienlijk lager bedrag: gemiddeld € 572.000,-, waarvan een deel incidenteel (€ 173.000,-) en een deel structureel (€ 399.000,-).
Overigens suggereren deze bedragen een nauwkeurigheid die zich absoluut niet voordoet; het is de toevallige uitkomst van een kansberekening en niet een met zekerheid te voorspellen uitkomst. In onderstaande tabel is een financiële indicatie opgenomen van de omvang van het risico door de kans te vermenigvuldigen met het gemiddelde effect en is aangegeven of het risico van incidentele dan wel structurele aard is.

 

nr. omschrijving geraamde kans gemiddeld kans x effect kans x effect
omvang * effect incidenteel structureel
(bedragen x € 1.000,- 25% 50% 75% (c : 2) (d,e of f x g) (d,e of f x g)
(a) (b) (c) (d) (e) (f) (g) (h) (i)
1 Wachtgelden wethouders 60-180 x 120 30
2 Verbonden partijen pm x pm pm
3 Gevolgen coronavirus pm x pm pm
4 Inschatting algemene uitkering 159-479 x 318 80
5 Nieuw verdeelmodel gemeentefonds 521-1578 x 1.049 263
6 Personeelsvoorzieningen 25-55 x 40 30
7 Risico’s eigendommen 15-25 x 20 15
8 Informatiebeveiliging 30-30 x 30 8
9 Gladheidbestrijding 25-25 x 25 13
10 Beheerkosten wegen KBP 39-39 x 39 30
11 Beheerkosten groen KBP 30-30 x 30 22
12 Natuurplagen 120-150 x 135 68
13 Uitvoering loonkostensubsidie pm x pm pm
14 Wet maatschappelijke ondersteuning pm x
15 Afvalverwijdering Attero pm x
16 Grondexploitatie 0-0 x
17 Actualisatie winstuitnames grond-exploitatie 36-59 x 48 9
18 Gemeentegaranties 10-20 x 15 4
19 Gevolgen Stikstofbesluit pm x pm pm
Ondergrens risico’s 1.070
Bovengrens risico’s 2.670
Totaal gemiddelde risico’s 1.869
Totaal na kansberekening 173 399

Weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen

Overigens suggereren deze bedragen een nauwkeurigheid die zich absoluut niet voordoet; het is de toevallige uitkomst van een kansberekening en niet een met zekerheid te voorspellen uitkomst.Ten aanzien van de geraamde stand van de algemene reserve willen wij -met nadruk- vermelden dat het vooralsnog geprognosticeerde resultaten betreft. Met name de vertraging van de verkoop van gemeentelijke bouwgrond kan de winstpotentie van de grondexploitatie (en dus de winstuitnames ten gunste van de algemene reserve) nadelig beïnvloeden. Daadwerkelijke bestedingsvoorstellen moeten steeds beoordeeld worden aan de hand van werkelijk gerealiseerde resultaten. In de vastgestelde nota weerstandsvermogen en risicomanagement is bepaald dat bestedingsvoorstellen ten laste van de algemene reserve slechts zijn aan te bevelen, wanneer er middelen resteren boven de omvang van de risicoprofielen. 

 

(bedragen x € 1.000,-) rekening 2019 begroting 2020 begroting 2021 begroting 2022 begroting 2023 begroting 2024
a. ijzeren voorraad 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
b. noodzakelijke omvang (voldoende) 422 1.617 1.617 1.617 1.617 1.617
c. totaal noodzakelijke omvang 1.422 2.617 2.617 2.617 2.617 2.617
d. geïnventariseerde risico's (gemiddeld) 1.030 572 572 572 572 572
e. stand algemene reserve begin van het jaar 7.356 9.690 8.372 4.843 5.090 5.673
f. stand algemene reserve eind van het jaar 9.690 8.372 4.843 5.090 5.673 6.144
g. ratio algemene reserve eind van het jaar f / c 6,81 3,20 1,85 1,95 2,17 2,35
h. betekenis uitstekend uitstekend ruim voldoende ruim voldoende uitstekend uitstekend

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

In het streven naar meer transparantie, verbetering van het inzicht in de financiële positie en voor vergelijking met andere gemeenten worden zowel in de begroting als jaarrekening een set van financiële kengetallen opgenomen. Kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans. De kengetallen zijn het uitgangspunt voor de beoordeling van de financiële positie van de gemeente Bladel.

Om een beeld te geven hoe de financiële positie van gemeenten zich ontwikkelt, zijn door VNG de kengetallen onderverdeeld naar 3 risico categorieën (zie onderstaand tabel). In het algemeen is categorie A minder risicovol dan categorie B en B weer minder risicovol dan C. Dit is ook het geval bij grondexploitatie maar in geval van een hoge netto schuldquote kan een hoge grondexploitatie juist een mogelijkheid bieden om een hoge netto schuldquote te verlagen. Bij de belastingcapaciteit worden de belastingen per gemeente vergeleken met het landelijk gemiddelde. Kleiner dan 100% betekent dat de gemeente nog beneden het landelijk gemiddelde zit.

Om de kengetallen te kunnen duiden is per kengetal een omschrijving opgenomen.

 

1A. Netto schuldquote
De netto schuld weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken. De netto schuldquote geeft aan of de gemeente investeringsruimte heeft of juist op zijn tellen moet passen. Daarnaast zegt het kengetal ook wat over de flexibiliteit van de begroting. Hoe hoger de schuld is, hoe meer kapitaallasten (rente en aflossing) er zijn waardoor een begroting minder flexibel wordt. Hoe hoger de schuld, hoe hoger de netto schuldquote.

 

1B. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Omdat bij leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast.

De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen.

De stijging van 2021 en volgende jaren wordt met name veroorzaakt door de cumulatieve doorwerking van de voorgenomen investeringen vanuit het meerjarenprogramma. We houden er daarom rekening mee dat we vanaf 2021 en volgende jaren zorg moeten dragen voor aanvullende structurele financieringen. We mogen immers op grond van het BBV tot maximaal de kasgeldlimiet met kort geld financieren. Anderzijds daalt het kengetal na 2021 ook weer als gevolg van de reguliere aflossingen. Overigens hoeft een hoge schuld niet te leiden tot een nadelig effect op de financiële positie. De toelichting hierop is verwerkt in de ‘conclusie houdbare financiële positie’.

 

2. De solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat volgens artikel 42 BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.

Indien er sprake is van een forse schuld én veel eigen vermogen (het totaal van de algemene en de bestemmingsreserves), hoeft een hoge schuld geen probleem te zijn voor de financiële positie. Daar is bijvoorbeeld sprake van indien een lening is aangegaan omdat het eigen vermogen niet liquide is (omdat het vast zit in bijvoorbeeld een gemeentehuis of dat er andere investeringen mee zijn gefinancierd). Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de weerbaarheid van de gemeente. De mate van weerbaarheid geeft in combinatie met de andere kengetallen een indicatie over de financiële positie van de gemeente.

 

3. Kengetal grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (boekwaarde) is ten opzichte van de jaarlijkse baten. Staat de grond tegen een te hoge waarde op de balans en moet die worden afgewaardeerd dan leidt dit tot een lager eigen vermogen en dus een lagere solvabiliteitsratio. De accountant beoordeelt ieder jaar of de gronden tegen de actuele waarde op de balans zijn opgenomen en of een eventueel gevormde voorziening van voldoende omvang is. Wanneer de waarde van de grond laag is, loopt de gemeente relatief weinig risico op de exploitatie maar is er relatief weinig waarde om de schuld te kunnen verlagen uit grondverkopen.

Om te kunnen beoordelen of de gemeente goed scoort met haar grondexploitaties, moeten ook afzetprognoses en getroffen voorzieningen beoordeeld worden. Om de risico’s van grondexploitaties zoveel mogelijk beheersbaar te houden worden, daar waar noodzakelijk, driemaal per jaar de grondexploitatieberekeningen van de diverse grondexploitaties bijgesteld. Eventuele verliezen worden hiermee tijdig inzichtelijk gemaakt waardoor passende maatregelen kunnen worden getroffen. Onze accountant beoordeelt deze vanuit zijn verantwoordelijkheid.

Voor de berekening van het kengetal grondexploitatie worden bouwgronden in exploitatie gedeeld door de totale baten (exclusief de mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage. Als voor het (verwachte) tekort in de grondexploitatie een verliesvoorziening is gevormd, wordt het saldo hiervan in mindering gebracht op de boekwaarde van de gronden.

 

4. Structurele exploitatieruimte
Het kengetal structurele exploitatieruimte is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte de gemeente heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.

Voor de berekening van het kengetal structurele exploitatieruimte wordt het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan de reserves gedeeld door de totale baten (exclusief de mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage.

 

5. Belastingcapaciteit: Woonlasten meerpersoonshuishouden
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen, wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de Atlas van de lokale lasten. Onder de woonlasten worden verstaan de onroerende zaakbelastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in de gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten van een meerpersoonshuishouden (van 4 personen) in jaar t te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 en uit te drukken in een percentage.
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Het geeft weer wat de ruimte is om belastingen te verhogen ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Het is de bevoegdheid van uw raad met welke omvang de belastingen worden verhoogd. 

Voor de berekening van de belastingcapaciteit zijn wij voor de onderdelen riool- afvalstoffenheffingen nog uitgegaan van de tarieven uit de begroting 2020, omdat de tarieven voor de begroting 2021 voor die onderdelen eerst in de raadsvergadering van 17 december 2020 ter vaststelling aangeboden kunnen worden.

 

Kengetallen: streef- Verloop van de kengetallen
waarde Rekening 2019 Begroting 2020 Begroting 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024
1A. netto schuldquote < 90% 70% 63% 113% 165% 157% 161%
1B. netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen < 90% 68% 61% 110% 160% 153% 155%
2. solvabiliteitsrisico > 30% 29% 29% 24% 19% 19% 21%
3. grondexploitatie < 35% 7% 7% 7% 5% 4% 3%
4. structurele exploitatieruimte >= 0% 4% 0% 0% 0% 0% 0%
5. belastingcapaciteit < 105% 93% 98% 96% 92% 92% 92%

Conclusie houdbare financiële positie

Terug naar navigatie - Conclusie houdbare financiële positie

In onze optiek spreken we over houdbaar als de gemeente in het geval van ‘slecht weer’ nog voldoende vrij beschikbare middelen heeft om de klappen op te kunnen vangen. Dit betekent dat de gemeente voldoende flexibel moet zijn en dus niet teveel verplichtingen (financieel, juridisch en bestuurlijk) moet hebben die meerjarig (langer dan vijf jaar) vastliggen. Deze verplichtingen zijn bijvoorbeeld onze schuldverplichtingen (rente en aflossing van opgenomen geldleningen), kapitaallasten, apparaatslasten en beheer- en onderhoudslasten.
De gemeente moet wendbaar zijn om snel te kunnen reageren. Enerzijds organisatorisch wendbaar om goed in te kunnen spelen op uitbreiding of inkrimping van het takenpakket. Anderzijds financieel wendbaar door de begroting op orde te hebben en een financiële buffer aan te houden. Flexibiliteit en weerbaarheid zijn in dit verband belangrijke termen en vormen de pijlers voor het spelregelkader.

Voor de beoordeling van de financiële positie is het belangrijk dat zowel naar de (geprognosticeerde) balans als naar de exploitatie wordt gekeken. De kengetallen netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen, solvabiliteitsratio en grondexploitatie hebben betrekking op de (geprognosticeerde) balans. De kengetallen structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit brengen tot uitdrukking of onze gemeente over voldoende structurele baten beschikt en welke mogelijkheid de gemeente heeft om de structurele baten op korte termijn te vergroten.

 

Op basis van de uitkomsten van bovenstaande kengetallen is de financiële positie van de gemeente Bladel in 2021, weerbaar en voldoende robuust. Er zijn voldoende buffers (zowel structureel als incidenteel) voorhanden om de risico´s, als deze zich voordoen, en andere onvoorziene tegenvallers op te kunnen vangen. Daarnaast worden de incidentele lasten volledig gedekt door de incidentele baten, zodat de begroting 2021 in materieel opzicht meer dan sluitend is.

Normaal ligt de netto schuldquote van een gemeente tussen 0% en 90%. Als de netto schuldquote tussen 95% en 130% ligt, is de gemeenteschuld hoog. Als de netto schuldquote boven de 130% uitkomt, dan bevindt de gemeente zich in de gevarenzone. Het zijn vooralsnog grove vuistregels. Voor een genuanceerder beeld van de schuldpositie moet ook worden gekeken naar de voorraad bouwgronden, de uitgeleende gelden en de omvang van de beschikbare dekkingsreserves. De reserve afschrijving geactiveerde investeringen dient ook in relatie met de netto schuldquote bezien te worden, omdat deze reserve in beginsel budgettair in mindering gebracht wordt op de betreffende kapitaallasten.

De schuld van de gemeente neemt de komende jaren flink toe, als gevolg van de doorwerking van het hoge investeringsniveau vanuit het meerjarenprogramma. In de meerjarenraming is sprake van een maximale financieringsbehoefte, terwijl het investeringstempo – en daarmee de financieringsbehoefte – feitelijk altijd lager zal liggen dan geraamd. Inhoudelijke keuzes op de investeringsplanning zullen van invloed zijn op de schuldpositie. In de meerjarenraming is overigens rekening gehouden met de extra rentelasten als gevolg van de aan te trekken financieringen.

De verstrekte leningen (financiële activa art 36 lid b, c van het BBV) betreffen de verstrekte startersleningen en de aandelen van de BNG en Brabant Water. De gemeente Bladel heeft geen leningen voor derden aangetrokken. Bij de schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen behoeven deze leningen daarom niet geëlimineerd te worden. Onze schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen is 110%. Wij komen daarmee in 2021 in de hoge zone. Vanwege de lage renteniveau's van dit moment leidt dit overigens niet tot hoge rentelasten. Rentelasten die volledig opgevangen zijn in de meerjarenraming. Gemeenten met veel grond hebben meer schulden en dus een hogere schuldquote. Dit geldt overigens niet voor gemeente Bladel. Wij hebben beperkte grondposities voor woningbouw. Voor die gronden hebben we (beperkte) schulden gemaakt. De rente over deze schuld drukt, behoudens eventueel strategische grond verwervingen, niet direct op de begroting, maar dient te worden opgevangen binnen de grondexploitaties. Met de opbrengsten uit de verkoop van de grond, dient zowel de rente als de aflossing van de schuld te worden betaald.

Het risicoprofiel van de gemeente ten aanzien van grondexploitaties is vrij beperkt. Dit vertaald zich in een laag kengetal grondexploitatie. Het kengetal grondexploitatie neemt meerjarig verder af. Dit wordt veroorzaakt door de voortschrijdende realisatie van de grondexploitaties (met name door verwachte grondverkopen).

De solvabiliteitsratio van 24% begeeft zich net onder het gewenste niveau, maar is meer dan voldoende om onze risico’s op te kunnen vangen. Doorkijk naar de toekomst laat daarnaast zien dat de solvabiliteitsratio zeer waarschijnlijk zal gaan verslechteren. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de teller-noemereffect. De prognose van het eigen vermogen daalt licht terwijl de prognose van de balanstotalen (door de toename van de investeringen) sterk zal stijgen. Onze eigen vastgestelde norm (de ratio weerstandsvermogen) zal echter gedurende de gehele planperiode meer dan voldoende zijn om onze risico’s op te kunnen vangen. De structurele exploitatie ruimte van 1% in 2021 geeft aan dat onze structurele lasten allemaal vast liggen in structurele baten.

 

Overall kunnen we concluderen dat op basis van de kengetallen 2021 in relatie met een verwachte stijging van ons weerstandsratio naar 2,40 in 2024 de financiële positie voldoende is. Ook de belastingcapaciteit ligt onder het landelijk gemiddelde.

 

Ten slotte merken wij op dat de stuurbaarheid op de kengetallen betrekkelijk is. De financiële kengetallen hebben vooralsnog een indicatieve waarde. Het is dus, met andere woorden, niet mogelijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten altijd in samenhang worden beoordeeld, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld kunnen geven van de financiële positie van de gemeente.