Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Terug naar navigatie - Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Gemeente Bladel voert een solide financieel beleid. We doen geen uitgaven die we niet kunnen betalen en kiezen voor goede lange termijn investeringen. Door realistisch te begroten en regelmatig te rapporteren, houden we grip op onze financiën. We spannen ons in om de gemeentelijke lasten voor onze inwoners op een laag niveau te houden.

 

Beoogd maatschappelijk effect
Voorzieningenniveau in evenwicht met beschikbare middelen.

 

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

Voorzieningenniveau in evenwicht met beschikbare middelen.

Terug naar navigatie - Voorzieningenniveau in evenwicht met beschikbare middelen.

De gemeente Bladel voert een solide financieel beleid. We streven er naar dat over de verschillende begrotingsjaren sprake is van een evenwichtig financieel beleid en voldoende weerstandsvermogen in relatie tot risico’s.

 

Doelstellingen
- Een reëel en structureel sluitende begroting.
- Belastingen en andere baten heffen om ambities waar te maken.
- Een goede risicobeheersing en een weerstandsvermogen van voldoende omvang om de risico’s op te kunnen vangen.
- Verkenning solide financiële basis voor komende jaren.

 

Wat gaan we doen?

Ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen

Herijking gemeentefonds
De uitkering uit het gemeentefonds is een bepalende factor in de lokale financiën. Een belangrijk onderdeel van de herziening van de financiële verhoudingen is de herijking van het gemeentefonds. In de komende decembercirculaire zullen we eerst geïnformeerd worden over de definitieve herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds. De vooruitzichten zijn niet erg gunstig.
Een verdere verslechtering van onze financiën is niet meer in te passen in onze meerjarenraming. Daarom heeft de VNG de Minister van BZK verzocht om naast de herijking met een oplossing voor de totale financiële pijn van gemeenten te komen, in plaats van zich alleen te richten op het oplossen van discrepanties in de verdeling, de koek moet groter. Besluitvorming hierover zal overigens eerst door het nieuwe kabinet genomen worden.

 

Meerjarenprogramma

Terug naar navigatie - Meerjarenprogramma

Onderstaand worden de (nieuwe) wensen voor de planperiode 2020-2024 opgesomd en toegelicht.

 

A/B omschrijving investeringen budgettaire lasten / baten
(bedragen x € 1.000,-) 2020 2021 2022 2023 2024 2020 2021 2022 2023 2024
A herfinanciering vlottende schuld -65 28 146 184 216
A onderuitputting kapitaallasten 199 229 161 145
A extra verhoging tarieven onroerende zaakbelastingen 269 395 521
totaal lasten algemene dekkingsmiddelen -65 227 644 740 882

Toelichting meerjarenprogramma

Terug naar navigatie - Toelichting meerjarenprogramma

Herfinanciering vlottende schuld
In juni 2020 hebben we onze vlottende schuld geconsolideerd naar een vaste geldlening van € 20.000.000,-, af te lossen in 20 jaar lineair, tegen een te betalen rentevergoeding van 0,442%. In de meerjarenbegroting is op grond van de financiële kaderstelling rekening gehouden met oplopende renteniveaus na 2021. Per saldo levert de consolidatie een structureel voordeel op, zoals hierboven gespecificeerd.

 

Onderuitputting kapitaallasten
In de raadsvergadering van 23 maart 2017 heeft uw raad de nota “waarderen, activeren en afschrijven van vaste activa” vastgesteld. In deze nota is voor het nieuwe afschrijvingsbeleid aansluiting gezocht bij het “Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (GTK)” van de provincie. Hierin is vastgelegd hoe Gedeputeerde Staten invulling geven aan het financieel toezicht met name wat de onderuitputting van de kapitaallasten betreft inzake nieuwe investeringen.

Bij activering van een investering zal voor de toezichthouder in redelijkheid vast moeten staan, dat de gemeente in staat is om de volle jaarlasten binnen een structureel sluitende begroting van t+0 (eventueel op termijn binnen de meerjarenraming) te kunnen opvangen. In aansluiting op het toezichtkader van de provincie worden de kapitaallasten voortaan geraamd met ingang van 1 januari van het jaar waarin de investeringskredieten beschikbaar worden gesteld (t+0). Tevens wordt in het eerste planjaar (t+0) eenmalige onderuitputting geraamd op basis van dezelfde structurele (afschrijvings- en rente) parameters (zie overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten).

 

Extra verhoging tarieven onroerende zaakbelastingen
We zullen aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geconfronteerd worden met aanzienlijke nadelige herverdeeleffecten als gevolg van de herijking van het gemeentefonds. Het moge duidelijk zijn dat deze nadelige herverdeeleffecten grote impact hebben op onze financiële positie. Nadeel wat volledig veroorzaakt wordt door (voorgenomen) rijksbeleid. Het overkomt de gemeente waar we geen enkele invloed op hebben. Mede gelet op de reeds eerder doorgevoerde bezuinigingen van de afgelopen jaren achten wij het legitiem om de tarieven voor de onroerende zaakbelastingen vanaf 2022 meer dan trendmatig te verhogen.
Dit is voor ons overwegende reden geweest om uw raad voor te stellen de tarieven voor de onroerende zaakbelastingen vanaf 2022 extra structureel te verhogen bovenop de trendmatige verhoging. De extra verhoging bedraagt vooralsnog 2022 6,40%, 2023 9,40% en 2024 12,40%.  Daarbij is niet alleen het financiële van belang, maar eveneens een duurzaam beleidsperspectief voor de toekomst van Bladel. De aanvankelijk voorziene extra verhoging voor 2021 werd middels een unaniem  aangenomen amendement niet geëffectueerd.

 

Wat mag het kosten?

Terug naar navigatie - Wat mag het kosten?

a. Lokale heffingen
Bladel kent de onroerende zaakbelastingen als heffing die aan de algemene middelen worden toegevoegd. Hoewel we de toeristenbelasting ook als algemeen dekkingsmiddel beschouwen is deze opbrengst (op grond van het BBV) echter verantwoord onder hoofdtaakveld Economie.

Voor een nadere toelichting verwijzen we naar de paragraaf lokale heffingen.

 

- Onroerende zaakbelastingen (taakvelden 0.61 en 0.62)
Voor 2021 worden de tarieven in eerste aanleg verhoogd met een (nagecalculeerde) indexering van 2,50%. Jaarlijks houden we ook rekening met de autonome groei van de opbrengsten als gevolg van ver- en nieuwbouw van woningen en bedrijfsruimten. In de perspectiefnota 2020 gingen we nog uit van een extra OZB-verhoging van 12,40% bovenop de inflatiecorrectie. Mede vanwege (nagekomen) meevallers in de exploitatie willen wij deze extra verhoging temporiseren. Aanvankelijk stelden wij voor om de OZB-tarieven 2021 extra te verhogen met 3,40% structureel. Voor de jaren 2022-2024 komt daar nog eens 3,00% per jaar cumulatief bij (2022 3,00%, 2023 6,00% en 2024 9,00%). De aanvankelijk voorziene extra verhoging voor 2021 werd middels een unaniem aangenomen amendement niet geëffectueerd. Zie voorts toelichting bij meerjarenprogramma 2020-2024.

De kosten voor de uitvoering van de Wet waardering Onroerende Zaken (WOZ) hebben in hoofdzaak betrekking op taxatie- en ambtelijke kosten. De lasten voor heffing en invordering hebben betrekking op toerekening van ambtelijke kosten.

 

b. Uitkeringen gemeentefonds (taakveld 0.7)
Het gemeentefonds is specifiek opgedeeld in een algemene uitkering, enkele doel- en integratie-uitkeringen en de uitkeringen voor het sociaal domein. Voor de algemene uitkering en de doel- en integratie-uitkering geldt dat de gemeente vrij is ze in te zetten.

 

- Algemene uitkering
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeente. De algemene uitkering wordt door het rijk op grond van diverse verdeelsleutels toegerekend aan de gemeenten. De uit te keren bedragen worden in circulaires bekendgemaakt.

De algemene uitkering is doorgerekend op basis van de bijgestelde uitgangspunten met betrekking tot woningbouw, inwonersaantallen, uitkeringsgerechtigden enz. Hierbij zijn de financiële effecten tot en met de meicirculaire 2020 meegenomen. Ook houden we er rekening mee dat de extra rijksmiddelen voor jeugdhulp in 2021 ad € 257.000,- ook voor de jaren hierna ontvangen worden. De financiële effecten van de septembercirculaire 2020 zullen wij t.z.t. via een raadsvoorstel met een voorstel tot wijziging van de begroting, ter kennis brengen van uw raad, zodat u de financiële effecten daarvan alsnog kunt betrekken bij de besluitvorming over deze begroting. Aangekondigd is dat in de septembercirculaire ook een compensatiepakket opgenomen zal worden voor de coronamaatregelen na juni 2020.

In de brief van 26 juni 2020 informeerde de Minister van BZK de gemeente(n) over het 1e compensatiepakket coronacrisis voor de periode tot en met juni 2020. In deze brief is alleen opgenomen welke compensatie via het gemeentefonds loopt. De middelen in de algemene uitkering en de decentralisatie-uitkeringen zijn algemene middelen en hebben geen bestedingsverplichting. We hebben voor 2020 rekening gehouden met een uitkering op basis van het 1e compensatiepakket coronavirus ad € 638.000,-. Voor de periode ná 1 juni trekken rijk en medeoverheden samen op bij de invulling van de nodige maatregelen en om de sociaal-economische crisis het hoofd te bieden. Samen wordt bekeken welke aanvullende reële compensatie nodig is op basis van de hogere uitgaven en gederfde inkomsten.

De uitkering uit het gemeentefonds is een bepalende factor in de lokale financiën. Een belangrijk onderdeel van de herziening van de financiële verhoudingen is de herijking van het gemeentefonds. In de komende decembercirculaire zullen we eerst geïnformeerd worden over de definitieve herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds. De vooruitzichten zijn niet erg gunstig.

 

c. Dividend (taakveld 0.5)
De gemeente ontvangt dividend over haar kapitaalinbreng in de NV Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG) en Brabant Water NV. Aan de hand van de laatste jaarcijfers van deze instanties kan de navolgende raming voor 2021 worden opgemaakt. 

 

aantal aandelen waarde rendement opbrengst

NV Bank voor Nederlandse Gemeenten

62.790 156.975 81,0% 169.000
Brabant Water NV 17.706 1.771 0,0% 0

   
 d. Financiering (taakveld 0.5)
Het saldo van de financieringsfunctie is een correctie van de berekende rentelasten op de beleidsvelden ten opzichte van de omslagrente. De doorbelasting van rentelasten (sub e.) geschiedt, op basis van de gewijzigde BBV voorschriften, tegen het gemiddelde afgeronde rente-omslagpercentage van 1,000% (2019: 1,450%). Voor een specificatie wordt verwezen naar de paragraaf Financiering.

 

e. Overige algemene dekkingsmiddelen (taakveld 0.5)
Vanwege het eigen vermogen hoeft de gemeente geen leningen aan te trekken om haar grote uitgaven, zoals investeringen, te financieren. De rentevergoeding voor het eigen vermogen is op grond van het BBV gebaseerd op het gewogen samenstel van de externe rentelasten over de lang en kort aangetrokken financieringsmiddelen en bedraagt daarmee 0,993%. Voor grondexploitaties wordt uitgegaan van een gewogen gemiddelde rente van 0,702% naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen. De bespaarde rente over het eigen vermogen is tot een bedrag van ca. € 269.000,- volledig toegerekend aan de exploitatie. Van deze rentebaten wordt € 168.000,- toegevoegd aan de dekkingsreserves en wordt € 100.000,- ten gunste van de algemene reserve verantwoord en een gedeelte van de dekkingsreserve kapitaallasten ad € 1.000,- worden structureel ten gunste van de exploitatie gebracht (inkomensfunctie).

 

f. Vennootschapsbelasting (taakveld 0.9)

Sinds 1 januari 2016 moeten overheidsondernemingen die economische activiteiten verrichten belasting betalen over hun (fiscale) winst. Uitgangspunt van de wet is dat ieder overheidslichaam vennootschapsbelastingplichtig (Vpb) is, indien er een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal is, die deelneemt aan het economische verkeer en winst beoogt, of waarbij winst redelijkerwijs te verwachten valt.

Jaarlijks beoordelen we of de gemeentelijke activiteiten voldoen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. Per activiteit beoordelen we of met de uitoefening van de betreffende activiteit een onderneming in fiscaal-rechtelijke zin wordt gedreven. De meeste activiteiten komen niet door de zgn. “ondernemerspoort”. Dit komt omdat deze activiteiten geen winst genereren of doordat in fiscale zin de gemeente niet deelneemt aan het economische verkeer. Naar huidig inzicht zullen we voor een viertal activiteiten (exploitatie van kermissen, grondexploitaties, inzameling van huishoudelijke afvalstromen en woningexploitaties) Vpb-plichtig worden.

 

g. Onvoorziene uitgaven en stelposten (taakveld 0.8)
Voor de dekking van incidentele onvoorziene, onvermijdbare en onuitstelbare uitgaven is in de begroting 2021 een bedrag van € 13.000,- opgenomen. In voorkomende gevallen worden incidentele mee- en tegenvallers verrekend met de algemene reserve. De stelpost loon- en prijsmutaties, verrekening overhead en lonen, alsmede de nog verdelen rente en afschrijvingen (als gevolg van een lager rente-omslagpercentage) moeten nog functioneel verbijzonderd worden. 

De begroting dient structureel en reëel sluitend te zijn. De provincie kijkt daarbij of de lasten van de investeringen gedekt kunnen worden. Dit doet zij door de lasten van de investering in het jaar van investering als structureel aan te merken. Het gemeentelijk afschrijvingsbeleid is hierop afgestemd. Voor de toelichting van de onderuitputting van de kapitaallasten wordt verwezen naar de toelichting hiervoor.

Aan de hand van de risico’s op onze openstaande vorderingen bepalen we hoe hoog de voorziening dubieuze debiteuren moet zijn. Daarbij wordt een inschatting gemaakt ten aanzien van de mate van invorderbaarheid, waarvoor een voorziening getroffen wordt. Op grond van een analyse kon in 2019 € 26.000,- vrij gevallen.

 

Onvoorziene uitgaven en stelposten krijgt dan het navolgende verloop:

bedragen x € 1.000 s/i 2019 2020 2021 2022 2023 2024
a. onvoorziene uitgaven     -5 -13 -13 -13 -13
b. stelpost loon- en prijsmutaties     -75 -128 -88 -104 -152
c. door te belasten rente en afschrijvingen     21 221 200 194 189
d. stelpost onderuitputting kapitaallasten       199 229 161 145
e. verrekening overhead en lonen       -2 -2 -9 -9
f. beschikking voorziening dubieuze debiteuren   26          
totaal onvoorzien en stelposten   26 -59 277 326 229 160

 
Daarnaast werken de financiële consequenties van het meerjarenprogramma meerjarig door in de ramingen.

 

In onderstaand overzicht wordt het totaal van lasten en baten van de algemene dekkingsmiddelen opgenomen.

 

Bedragen Rekening Begroting Begroting Meerjarenraming
(bedragen x € 1.000,-) 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Lasten
algemene dekkingsmiddelen n -686 n -900 n -355 n -163 n -223 n -234
Totaal lasten n -686 n -900 n -355 n -163 n -223 n -234
Baten
algemene dekkingsmiddelen v 35.457 v 37.054 v 37.346 v 37.233 v 37.265 v 37.242
Totaal baten v 35.457 v 37.054 v 37.346 v 37.233 v 37.265 v 37.242
Geraamd saldo van baten en lasten v 34.771 v 36.154 v 36.991 v 37.070 v 37.042 v 37.008