a. Lokale heffingen
Bladel kent de onroerende zaakbelastingen als heffing die aan de algemene middelen worden toegevoegd. Hoewel we de toeristenbelasting ook als algemeen dekkingsmiddel beschouwen is deze opbrengst (op grond van het BBV) echter verantwoord onder hoofdtaakveld Economie.
Voor een nadere toelichting verwijzen we naar de paragraaf lokale heffingen.
- Onroerende zaakbelastingen (taakvelden 0.61 en 0.62)
Voor 2021 worden de tarieven in eerste aanleg verhoogd met een (nagecalculeerde) indexering van 2,50%. Jaarlijks houden we ook rekening met de autonome groei van de opbrengsten als gevolg van ver- en nieuwbouw van woningen en bedrijfsruimten. In de perspectiefnota 2020 gingen we nog uit van een extra OZB-verhoging van 12,40% bovenop de inflatiecorrectie. Mede vanwege (nagekomen) meevallers in de exploitatie willen wij deze extra verhoging temporiseren. Aanvankelijk stelden wij voor om de OZB-tarieven 2021 extra te verhogen met 3,40% structureel. Voor de jaren 2022-2024 komt daar nog eens 3,00% per jaar cumulatief bij (2022 3,00%, 2023 6,00% en 2024 9,00%). De aanvankelijk voorziene extra verhoging voor 2021 werd middels een unaniem aangenomen amendement niet geëffectueerd. Zie voorts toelichting bij meerjarenprogramma 2020-2024.
De kosten voor de uitvoering van de Wet waardering Onroerende Zaken (WOZ) hebben in hoofdzaak betrekking op taxatie- en ambtelijke kosten. De lasten voor heffing en invordering hebben betrekking op toerekening van ambtelijke kosten.
b. Uitkeringen gemeentefonds (taakveld 0.7)
Het gemeentefonds is specifiek opgedeeld in een algemene uitkering, enkele doel- en integratie-uitkeringen en de uitkeringen voor het sociaal domein. Voor de algemene uitkering en de doel- en integratie-uitkering geldt dat de gemeente vrij is ze in te zetten.
- Algemene uitkering
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeente. De algemene uitkering wordt door het rijk op grond van diverse verdeelsleutels toegerekend aan de gemeenten. De uit te keren bedragen worden in circulaires bekendgemaakt.
De algemene uitkering is doorgerekend op basis van de bijgestelde uitgangspunten met betrekking tot woningbouw, inwonersaantallen, uitkeringsgerechtigden enz. Hierbij zijn de financiële effecten tot en met de meicirculaire 2020 meegenomen. Ook houden we er rekening mee dat de extra rijksmiddelen voor jeugdhulp in 2021 ad € 257.000,- ook voor de jaren hierna ontvangen worden. De financiële effecten van de septembercirculaire 2020 zullen wij t.z.t. via een raadsvoorstel met een voorstel tot wijziging van de begroting, ter kennis brengen van uw raad, zodat u de financiële effecten daarvan alsnog kunt betrekken bij de besluitvorming over deze begroting. Aangekondigd is dat in de septembercirculaire ook een compensatiepakket opgenomen zal worden voor de coronamaatregelen na juni 2020.
In de brief van 26 juni 2020 informeerde de Minister van BZK de gemeente(n) over het 1e compensatiepakket coronacrisis voor de periode tot en met juni 2020. In deze brief is alleen opgenomen welke compensatie via het gemeentefonds loopt. De middelen in de algemene uitkering en de decentralisatie-uitkeringen zijn algemene middelen en hebben geen bestedingsverplichting. We hebben voor 2020 rekening gehouden met een uitkering op basis van het 1e compensatiepakket coronavirus ad € 638.000,-. Voor de periode ná 1 juni trekken rijk en medeoverheden samen op bij de invulling van de nodige maatregelen en om de sociaal-economische crisis het hoofd te bieden. Samen wordt bekeken welke aanvullende reële compensatie nodig is op basis van de hogere uitgaven en gederfde inkomsten.
De uitkering uit het gemeentefonds is een bepalende factor in de lokale financiën. Een belangrijk onderdeel van de herziening van de financiële verhoudingen is de herijking van het gemeentefonds. In de komende decembercirculaire zullen we eerst geïnformeerd worden over de definitieve herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds. De vooruitzichten zijn niet erg gunstig.
c. Dividend (taakveld 0.5)
De gemeente ontvangt dividend over haar kapitaalinbreng in de NV Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG) en Brabant Water NV. Aan de hand van de laatste jaarcijfers van deze instanties kan de navolgende raming voor 2021 worden opgemaakt.
|
aantal aandelen |
waarde |
rendement |
opbrengst |
NV Bank voor Nederlandse Gemeenten
|
62.790 |
156.975 |
81,0% |
169.000 |
Brabant Water NV |
17.706 |
1.771 |
0,0% |
0 |
d. Financiering (taakveld 0.5)
Het saldo van de financieringsfunctie is een correctie van de berekende rentelasten op de beleidsvelden ten opzichte van de omslagrente. De doorbelasting van rentelasten (sub e.) geschiedt, op basis van de gewijzigde BBV voorschriften, tegen het gemiddelde afgeronde rente-omslagpercentage van 1,000% (2019: 1,450%). Voor een specificatie wordt verwezen naar de paragraaf Financiering.
e. Overige algemene dekkingsmiddelen (taakveld 0.5)
Vanwege het eigen vermogen hoeft de gemeente geen leningen aan te trekken om haar grote uitgaven, zoals investeringen, te financieren. De rentevergoeding voor het eigen vermogen is op grond van het BBV gebaseerd op het gewogen samenstel van de externe rentelasten over de lang en kort aangetrokken financieringsmiddelen en bedraagt daarmee 0,993%. Voor grondexploitaties wordt uitgegaan van een gewogen gemiddelde rente van 0,702% naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen. De bespaarde rente over het eigen vermogen is tot een bedrag van ca. € 269.000,- volledig toegerekend aan de exploitatie. Van deze rentebaten wordt € 168.000,- toegevoegd aan de dekkingsreserves en wordt € 100.000,- ten gunste van de algemene reserve verantwoord en een gedeelte van de dekkingsreserve kapitaallasten ad € 1.000,- worden structureel ten gunste van de exploitatie gebracht (inkomensfunctie).
f. Vennootschapsbelasting (taakveld 0.9)
Sinds 1 januari 2016 moeten overheidsondernemingen die economische activiteiten verrichten belasting betalen over hun (fiscale) winst. Uitgangspunt van de wet is dat ieder overheidslichaam vennootschapsbelastingplichtig (Vpb) is, indien er een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal is, die deelneemt aan het economische verkeer en winst beoogt, of waarbij winst redelijkerwijs te verwachten valt.
Jaarlijks beoordelen we of de gemeentelijke activiteiten voldoen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. Per activiteit beoordelen we of met de uitoefening van de betreffende activiteit een onderneming in fiscaal-rechtelijke zin wordt gedreven. De meeste activiteiten komen niet door de zgn. “ondernemerspoort”. Dit komt omdat deze activiteiten geen winst genereren of doordat in fiscale zin de gemeente niet deelneemt aan het economische verkeer. Naar huidig inzicht zullen we voor een viertal activiteiten (exploitatie van kermissen, grondexploitaties, inzameling van huishoudelijke afvalstromen en woningexploitaties) Vpb-plichtig worden.
g. Onvoorziene uitgaven en stelposten (taakveld 0.8)
Voor de dekking van incidentele onvoorziene, onvermijdbare en onuitstelbare uitgaven is in de begroting 2021 een bedrag van € 13.000,- opgenomen. In voorkomende gevallen worden incidentele mee- en tegenvallers verrekend met de algemene reserve. De stelpost loon- en prijsmutaties, verrekening overhead en lonen, alsmede de nog verdelen rente en afschrijvingen (als gevolg van een lager rente-omslagpercentage) moeten nog functioneel verbijzonderd worden.
De begroting dient structureel en reëel sluitend te zijn. De provincie kijkt daarbij of de lasten van de investeringen gedekt kunnen worden. Dit doet zij door de lasten van de investering in het jaar van investering als structureel aan te merken. Het gemeentelijk afschrijvingsbeleid is hierop afgestemd. Voor de toelichting van de onderuitputting van de kapitaallasten wordt verwezen naar de toelichting hiervoor.
Aan de hand van de risico’s op onze openstaande vorderingen bepalen we hoe hoog de voorziening dubieuze debiteuren moet zijn. Daarbij wordt een inschatting gemaakt ten aanzien van de mate van invorderbaarheid, waarvoor een voorziening getroffen wordt. Op grond van een analyse kon in 2019 € 26.000,- vrij gevallen.
Onvoorziene uitgaven en stelposten krijgt dan het navolgende verloop:
bedragen x € 1.000 |
s/i |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
a. onvoorziene uitgaven |
|
|
-5 |
-13 |
-13 |
-13 |
-13 |
b. stelpost loon- en prijsmutaties |
|
|
-75 |
-128 |
-88 |
-104 |
-152 |
c. door te belasten rente en afschrijvingen |
|
|
21 |
221 |
200 |
194 |
189 |
d. stelpost onderuitputting kapitaallasten |
|
|
|
199 |
229 |
161 |
145 |
e. verrekening overhead en lonen |
|
|
|
-2 |
-2 |
-9 |
-9 |
f. beschikking voorziening dubieuze debiteuren |
|
26 |
|
|
|
|
|
totaal onvoorzien en stelposten |
|
26 |
-59 |
277 |
326 |
229 |
160 |
Daarnaast werken de financiële consequenties van het meerjarenprogramma meerjarig door in de ramingen.
In onderstaand overzicht wordt het totaal van lasten en baten van de algemene dekkingsmiddelen opgenomen.
Bedragen |
Rekening |
Begroting |
Begroting |
Meerjarenraming |
|
|
|
(bedragen x € 1.000,-) |
|
2019 |
|
2020 |
|
2021 |
|
2022 |
|
2023 |
|
2024 |
|
|
|
Lasten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
algemene dekkingsmiddelen |
n |
-686 |
n |
-900 |
n |
-355 |
n |
-163 |
n |
-223 |
n |
-234 |
|
|
|
Totaal lasten |
n |
-686 |
n |
-900 |
n |
-355 |
n |
-163 |
n |
-223 |
n |
-234 |
|
|
|
Baten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
algemene dekkingsmiddelen |
v |
35.457 |
v |
37.054 |
v |
37.346 |
v |
37.233 |
v |
37.265 |
v |
37.242 |
|
|
|
Totaal baten |
v |
35.457 |
v |
37.054 |
v |
37.346 |
v |
37.233 |
v |
37.265 |
v |
37.242 |
|
|
|
Geraamd saldo van baten en lasten |
v |
34.771 |
v |
36.154 |
v |
36.991 |
v |
37.070 |
v |
37.042 |
v |
37.008 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|