6.1 Toelichting begroting (baten en lasten)

Toelichting op overzicht baten en lasten

Terug naar navigatie - Toelichting op overzicht baten en lasten

Het algemene uitgangspunt is een sluitende begroting. Wettelijk gezien hoeft alleen het 1e begrotingsjaar sluitend te zijn. Als dit niet het geval is moet de begroting meerjarig (laatste jaarschijf) sluitend zijn. De begroting is in het begrotingsjaar 2023 - voor alle planjaren - structureel en reëel sluitend.

De raad is middels de besluitvorming van de perspectiefnota 2022 richtinggevend geweest voor het opstellen van de begroting 2023-2026. De financiële consequenties van de meicirculaire 2022 hebben we hier aanvullend aan toegevoegd. De besluitvorming over het uitwerkingsplan Egyptische Poort hebben wij aanvullend opgenomen in het meerjarenprogramma. Daarnaast heeft er op grond van de “BBV-notitie structurele en incidentele baten en lasten” een beperkte administratieve verschuiving plaatsgevonden van de incidentele ruimte naar de structurele ruimte. Alle baten en lasten van het bestaande beleid zijn verwerkt in de meerjarenraming.

Welke uitgangspunten gelden er bij de incidentele baten en lasten?
De "BBV-notitie structurele en incidentele baten en lasten" heeft als doel het onderscheid tussen structureel en incidenteel te verduidelijken. In de praktijk is gebleken dat de notitie tot verschillende interpretaties leed tussen gemeenten onderling en tussen de gemeenten en de toezichthouder. Door de gezamenlijke provincies als toezichthouder is daarom een handreiking uitgebracht, met als doel scherper te definiëren wanneer baten en lasten als incidenteel beschouwd worden.

Algemene uitgangspunten zijn:
- Baten en lasten die zich vier jaar of langer voordoen zijn in beginsel structureel van aard;
- Baten en lasten die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen zijn in beginsel incidenteel;
- Baten en lasten komen in aanmerking om als incidenteel aangemerkt te worden als deze voor bepaalde tijd geraamd worden, er is een onvoorwaardelijke einddatum bekend;
- De incidentele baten en/of lasten moeten van materiële omvang zijn;
- Onttrekkingen en toevoegingen aan reserves zijn in beginsel incidenteel;
- De aard van de raming (soort of de eigenschap van een begrotingspost) gaat echter altijd boven de eerdergenoemde uitgangspunten.

Voor het begrip ‘aard van de baten en lasten’ geeft de handreiking de volgende uitleg: ‘De aard van de baten en lasten betekent in het kader van deze notitie dat de soort of de eigenschap van een begrotingspost binnen een taakveld in eerste instantie bepalend is of een post als incidenteel of structureel aangemerkt wordt’.

De provincie geeft in de “Gemeentelijk financieel toezichtkader 2020” de nodige aandachtspunten. Ook de BBV voorschriften schrijven voor dat, naast de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd, ook de motivering daarvan moet worden opgenomen. De gronden en motivering treft u onderstaand aan:

  • Teneinde de gemeentelijke koopkracht op peil te houden zijn de gemeentelijke belastingen, behoudens de onroerende zaakbelastingen als gevolg van een aangenomen amendement,  op basis van de financiële kaderstelling verhoogd met een (nagecalculeerd) inflatiepercentage van 4,60%. De verhoging van belastingen en rechten, waarbij sprake is van volledige kostendekking, is afhankelijk van de opgetreden kostenstijging. 
  • De berekening van de uitkering uit het gemeentefonds is geraamd op basis van de meicirculaire 2022. Mede op basis van de afspraken tussen Rijk, IPO en VNG van juli 2021 hebben wij in onze meerjarenraming voor de jaren 2024 tot en met 2026 rekening gehouden met 75% van de bedragen van wat de arbitragecommissie jeugdzorg berekent. De financiële effecten van de septembercirculaire 2022 zullen wij t.z.t. via een voorstel ter kennis brengen van uw raad, zodat u de financiële effecten daarvan alsnog kunt betrekken bij de besluitvorming over deze begroting. Eventuele significante wijzigingen als gevolg van de septembercirculaire 2022 worden ook via een aparte begrotingswijziging aan u voorgelegd. De uitkering is opgenomen tegen een constant loon- en prijsniveau.
  • De ramingen die onderhevig zijn aan nominale ontwikkelingen (aantal inwoners, aantal woningen, aantal bijstandontvangers e.d.) zijn in meerjarenramingen aangepast.
  • Voor de jaren 2023 tot en met 2026 is uitgegaan van een constant loon- en prijsniveau met als basis het niveau zoals opgenomen in de begroting 2023.
  • De uitgaven aan onderhoud van kapitaalgoederen zijn gebaseerd op beleidskaders en beheerplannen per kapitaalgoed. De onderhoudsbudgetten zijn reëel verwerkt in de meerjarenraming. Ook zijn alle volle structurele jaarlasten van de nog te realiseren (her)investeringen opgenomen in de meerjarenraming. Er wordt geen achterstallig onderhoud voorzien.
  • In het meerjarig investeringsprogramma 2022–2026 is rekening gehouden met een jaarlijks rentepercentage van 0,75%.
  • De verwerking van reserves en voorzieningen geschiedt op basis van het vastgestelde beleidskader.
  • We rekenen geen rente meer over het eigen vermogen. Voor de dekkingsreserve kapitaallasten investeringen maken we een uitzondering, omdat naast de afschrijvingslast ook de rentelast van het betreffende activum verrekend wordt met de dekkingsreserve.
  • De interne rekenrente van 0,650% wordt gebruikt om de werkelijk begrote rentekosten te verdelen over de boekwaarden van de activa. Het verschil tussen de werkelijk begrote rente en de doorbelaste rente op basis van de boekwaarden wordt verwerkt in het taakveld algemene dekkingsmiddelen. Voor grondexploitaties wordt conform de BBV voorschriften een apart rentepercentage gehanteerd van 0,637%. De BBV schrijft voor dat rekening moet worden gehouden met de verhouding Eigen Vermogen / Vreemd Vermogen. 
  • De loonkosten worden geraamd op basis van de toegestane formatie 2023. Voor 2023 houden we rekening met een generieke loonontwikkeling van 2,42%. Naast deze loonontwikkeling houden we rekening met de periodieke verhogingen van personen die daarvoor in aanmerking komen.
  • Zowel in de begroting als in de meerjarenraming zijn de aan arbeidskosten gerelateerde verplichtingen geraamd, zoals ziektekosten- en pensioenpremies en vakantie- en overige IKB gelden. Dat is in overeenstemming met de vereisten volgens de BBV-voorschriften.
  • Lasten voor nieuw beleid/investeringen worden reëel geraamd. We gaan er vanuit dat in het jaar van investeren de betreffende investeringen halverwege het jaar gereedkomen. We nemen daarom 50% van de kapitaallasten in het eerste jaar als structurele last op in de begroting. 
  • De lasten van het sociaal domein zijn afgestemd op de realisatiecijfers van vorige jaren in combinatie met afgesloten contracten.
  • De deelnemende gemeenten in een gemeenschappelijke regeling (GR) zijn verantwoordelijk voor de financiële positie van de GR.
  • Het beschikbare weerstandsvermogen dient gekoppeld te worden aan de risico’s.
  • De overhead is centraal in de begroting opgenomen. De toerekening van overhead geschiedt op basis van een opslag met een vast percentage van 65%.
  • De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van de statushouders, asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen.
  • De incidentele lasten en / of baten moeten van materiële omvang zijn. In de "Financiële verordening gemeente Bladel 2021" hanteren we daarom in beginsel een ondergrens voor alle incidentele posten vanaf € 10.000,-.