Bij de samenstelling van de begroting is een onderscheid aangebracht in bestaand beleid en het nieuwe beleid, zoals opgenomen in het meerjarenprogramma 2022-2026. De bedoeling hiervan is om ruwweg een verdeling aan te geven tussen het bestaande en de onderdelen van het nieuwe beleid. Daarnaast worden de mutaties van de reserves afzonderlijk weergegeven.
De begroting maakt ook onderscheid tussen structurele en incidentele middelen. Structurele middelen zijn jaarlijks terugkerende middelen. Incidentele, en de naam zegt het al, zijn eenmalig of voor een beperkt aantal jaren. In de “BBV-notitie structurele en incidentele baten en lasten” worden hierover richtlijnen gegeven. Om het huishoudboekje van de gemeente gezond te maken en te houden is het van belang om de jaarlijks terugkerende lasten te kunnen betalen uit de jaarlijks terugkerende inkomsten.
Na de hiervoor genoemde (doorlopende) activiteiten wordt in onderstaand overzicht het geactualiseerde meerjarenperspectief gepresenteerd. Deze mutaties zijn bij de programma's van de begroting uitgewerkt en samengevat in de financiële begroting.
De begroting 2023 sluit dan met een structureel overschot van € 2.737.000,- en een incidenteel tekort van € 150.000,-. Het positief begrotingsresultaat 2023 bedraagt dan pro saldo € 2.587.000,-. In meerjarig perspectief bezien is er nog een structureel overschot van € 574.000,-. De meerjarige begrotingsresultaten worden vooralsnog verrekend met de algemene reserve. Wij merken hierbij op dat we in het meerjarenperspectief nog geen rekening gehouden hebben met de 25% extra rijksbijdrage voor jeugdzorg, alsmede ons aandeel van de aanvullende besparing van structureel € 511 miljoen, waarbij de Rijksoverheid de verantwoordelijkheid heeft om deze besparing in te vullen met (wettelijke) maatregelen. Eerst op het moment dat hierover meer duidelijkheid over bestaat zullen wij deze financiële gevolgen in één van de volgende P&C-documenten opnemen. Invulling van de aanvullende besparing zal t.z.t. ook in nauwe samenspraak met Maatschappelijke Dienstverlening gerealiseerd moeten worden.
Bij dit perspectief maken wij ook de kanttekening dat de uitkering uit het gemeentefonds op basis van de septembercirculaire 2022 dit perspectief mogelijk nog positief of negatief kan beïnvloeden. Wij verwachten dat de septembercirculaire op Prinsjesdag (20 september 2022) ontvangen wordt. Zodra de septembercirculaire door ons doorgerekend is, zullen wij de financiële resultaten hiervan ter kennis brengen van uw raad, zodat deze betrokken kunnen worden bij de besluitvorming over deze begroting. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor het separaat aangeboden collegeprogramma.
Voor onze financiële positie zijn wij in grote mate afhankelijk van de inkomsten die we van het Rijk krijgen. Het kabinet heeft in de meicirculaire 2022 voor het jaar 2023 (incidenteel) extra middelen beschikbaar gesteld voor de jeugdzorg. Hierbij gaat het kabinet er vanuit dat gemeenten inzetten op besparingsmaatregelen op jeugdzorguitgaven in 2023 (die ook onderdeel is van de reeks van de - arbitrage - Commissie van Wijzen). Daarnaast gaat het kabinet de komende tijd met gemeenten en andere relevante partijen verder in gesprek over de Hervormingsagenda Jeugd, die moet bestaan uit een combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Het kabinet zal bij het afsluiten van de Hervormingsagenda ook besluiten over de extra middelen voor 2024 en verder die aan gemeenten beschikbaar gesteld zullen worden, waarbij het advies van de Commissie van Wijzen het uitgangspunt vormt (het Rijk kan dit zwaarwegende advies van de arbitragecommissie niet zonder meer naast zich neer leggen.) Mede op basis van de afspraken tussen Rijk, IPO en VNG van juli 2021 hebben wij in onze meerjarenraming voor de jaren 2024 tot en met 2026 daarom rekening gehouden met 75% van de bedragen van wat de arbitragecommissie jeugdzorg berekent.
De meicirculaire 2022 meldt verder dat de extra ombuiging van € 511 miljoen uit het regeerakkoord Rutte IV op de extra middelen jeugd van de Commissie van Wijzen (€ 100 mln. in 2024, € 500 mln. in 2025 en 2026 structureel en € 511 mln. vanaf 2027) voor verantwoordelijkheid en risico van het Rijk is. Onder druk van de Eerste Kamer lijkt deze bezuiniging nu geschrapt. Er wordt in samenspraak met de VNG gezocht naar maatregelen om ook aan deze additionele ombuiging invulling te geven en die gemeenten in dat geval dus wel moeten doorvoeren.
Voor de volledigheid merken wij hierbij op dat de toegekende en de toe te kennen extra uitkering voor jeugdzorg vooral bezien moet worden in het licht van onvoldoende compensatie voor de uitvoering van jeugdzorg vanuit de afgelopen jaren. De afgelopen jaren zijn de uitgaven voor jeugdzorg door de stijgende vraag doorlopend gestegen, terwijl daar onvoldoende compensatie van het Rijk tegenover stond. Om deze stijgende vraag voor jeugdzorg in te kunnen passen in onze meerjarenraming hebben wij hiervoor eerder andere middelen moeten inzetten. Deze zijn ten laste van de begrotingsresultaten gebracht met als gevolg dat op andere terreinen beleidsinitiatieven getemporiseerd moesten worden. Het is onzes inziens daarom niet nodig om bóvenop die hogere jeugduitgaven dan de volledige extra uitkering te leggen.
Financieel gezien staan we er (zeker voor de jaren tot en met 2025) ongekend goed voor. Echter vanaf 2026 kan er sprake zijn van onzekere tijden. Vanaf het jaar 2026 is immers nog niet duidelijk welke inkomsten de gemeente van het rijk krijgt vanwege het opnieuw het weer opnemen de opschalingskorting en de aangekondigde daling van het accres in combinatie met het vergroten van de mogelijkheid tot het heffen van lokale belastingen. Daarnaast is er, ook door de gevolgen van de oorlog in Oekraïne, sprake van economische onzekerheid en oplopende inflatie.
We moeten zorgvuldig omgaan met de financiële ruimte en deze niet volledig inzetten voor langdurige (structurele) verplichtingen. Dan zijn wij een gemeente die is toegerust om flexibel en adequaat te reageren op veranderende omstandigheden in de “buitenwereld”, zonder dit meteen te moeten vertalen naar lastenverzwaring voor de burgers en ondernemers.
Het geactualiseerde meerjarenperspectief wordt in onderstaand tabel weergegeven:
(bedragen x € 1.000,-) |
|
2022 |
|
2023 |
|
2024 |
|
2025 |
|
2026 |
|
|
|
structureel: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ruimte aanvaard beleid |
|
v |
3.341 |
v |
1.679 |
v |
900 |
v |
1.739 |
n |
-342 |
|
|
|
ruimte reserves |
|
v |
654 |
v |
1.111 |
v |
1.159 |
v |
1.173 |
v |
1.092 |
|
|
|
structurele ruimte bestaand beleid |
|
v |
3.995 |
v |
2.790 |
v |
2.059 |
v |
2.912 |
v |
750 |
|
|
|
ruimte collegeprogramma |
|
|
|
n |
-pm |
n |
-pm |
n |
-pm |
n |
-pm |
|
|
|
ruimte meerjarenprogramma 2022-2026 |
|
n |
-200 |
n |
-53 |
v |
114 |
v |
249 |
n |
-176 |
|
|
|
structurele begrotingsruimte |
a |
v |
3.795 |
v |
2.737 |
v |
2.173 |
v |
3.161 |
v |
574 |
|
|
|
incidenteel: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ruimte aanvaard beleid |
|
n |
-3.859 |
v |
415 |
v |
1.235 |
v |
470 |
v |
83 |
|
|
|
ruimte reserves |
|
v |
2.737 |
n |
-515 |
n |
-1.368 |
n |
-623 |
n |
-50 |
|
|
|
incidentele ruimte bestaand beleid |
|
n |
-1.122 |
n |
-100 |
n |
-133 |
n |
-153 |
v |
33 |
|
|
|
ruimte collegeprogramma |
|
|
|
n |
-pm |
n |
-pm |
n |
-pm |
n |
-pm |
|
|
|
ruimte meerjarenprogramma 2022-2026 |
|
|
|
n |
-50 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
incidentele begrotingsruimte |
b |
n |
-1.122 |
n |
-150 |
n |
-133 |
n |
-153 |
v |
33 |
|
|
|
totaal begrotingsresultaat |
a+b |
v |
2.673 |
v |
2.587 |
v |
2.040 |
v |
3.008 |
v |
607 |
|
|
|
mutaties ten laste/gunste van de algemene reserve |
|
n |
-2.673 |
n |
-2.587 |
n |
-2.040 |
n |
-3.008 |
n |
-607 |
|
|
|
totaal na mutaties reserves |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(- = nadeel en + = voordeel) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|