4.10 Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Terug naar navigatie - Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Gemeente Bladel voert een solide financieel beleid. We doen geen uitgaven die we niet kunnen betalen en kiezen voor goede lange termijn investeringen. Door realistisch te begroten en regelmatig te rapporteren, houden we grip op onze financiën. We spannen ons in om de gemeentelijke lasten voor onze inwoners op een laag niveau te houden. Het is belangrijk om voldoende weerstandsvermogen te hebben, zodat financiële risico's kunnen worden opgevangen zonder effect op de lopende begroting.

Meerjarenprogramma

Terug naar navigatie - Meerjarenprogramma

Onderstaand worden de (nieuwe) wensen voor de planperiode 2022-2026 opgesomd en toegelicht.

A/B omschrijving investeringen budgettaire lasten / baten
(bedragen x € 1.000,-) 2022 2023 2024 2025 2026 2022 2023 2024 2025 2026
A Algemene uitkering jeugdzorg 2024 t/m 2026
totaal lasten algemene dekkingsmiddelen
(- = nadeel en + = voordeel)

Toelichting meerjarenprogramma

Terug naar navigatie - Toelichting meerjarenprogramma

Algemene uitkering
Het kabinet heeft in de meicirculaire 2022 voor het jaar 2023 incidenteel extra middelen beschikbaar gesteld voor de jeugdzorg. Hierbij gaat het kabinet er vanuit dat gemeenten inzetten op besparingsmaatregelen op jeugdzorguitgaven in 2023 (die ook onderdeel is van de reeks van de - arbitrage - Commissie van Wijzen). Daarnaast gaat het kabinet de komende tijd met gemeenten en andere relevante partijen verder in gesprek over de Hervormingsagenda Jeugd, die moet bestaan uit een combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Het kabinet zal bij het afsluiten van de Hervormingsagenda ook besluiten over de extra middelen voor 2024 en verder die aan gemeenten beschikbaar gesteld worden, waarbij het advies van de Commissie van Wijzen het uitgangspunt vormt. Nogmaals merken wij op dat het Rijk onzes inziens het zwaarwegende advies van de arbitragecommissie niet zonder meer naast zich neer kan leggen. Mede op basis van de afspraken tussen Rijk, IPO en VNG van juli 2021 hebben wij in onze meerjarenraming voor de jaren 2024 tot en met 2026 rekening gehouden met 75% van de bedragen van wat de arbitragecommissie jeugdzorg berekent. Wij wachten de definitieve ontwikkelingen hierover daarom af.

De meicirculaire meldt verder dat de extra ombuiging van € 511 miljoen uit het regeerakkoord Rutte IV op de extra middelen jeugd van de Commissie van Wijzen (€ 100 mln. in 2024, € 500 mln. in 2025 en 2026 structureel € 511 mln. en vanaf 2027) voor verantwoordelijkheid en risico van het Rijk is. Onder druk van de Eerste Kamer lijkt deze bezuiniging nu geschrapt. Er wordt in samenspraak met de VNG gezocht naar maatregelen om ook aan deze additionele ombuiging invulling te geven en die gemeenten in dat geval dus wel moeten doorvoeren. 

Op 9 augustus 2022 heeft de VNG een bericht "Afspraken jeugdmiddelen in meerjarenraming" gepubliceerd. Hieruit blijkt dat het Rijk, de VNG en het IPO voor de jaren 2024, 2025 en 2026 zijn overeengekomen dat gemeenten zowel de resterende 25% extra rijksbijdragen voor jeugdzorg als de geplande bezuinigingen volledig in de de begroting 2023 mogen opnemen. Verder zijn afspraken gemaakt over een aanvullende besparing van structureel € 511 miljoen, waarbij de Rijksoverheid de verantwoordelijkheid heeft om deze besparing in te vullen met (wettelijke) maatregelen. Er wordt in samenspraak met de VNG gezocht naar maatregelen om ook aan deze additionele ombuiging invulling te geven en die gemeenten in dat geval dus wel moeten doorvoeren. Omdat deze extra middelen officieel nog niet beschikbaar gesteld zijn en er nog geen (wettelijke) maatregelen genomen zijn, mede afhankelijk van besluitvorming van het Rijk, hebben wij er voor gekozen om met deze aanvullende afspraken nog geen rekening te houden. Eerst op het moment dat hierover meer duidelijkheid bestaat zullen wij deze financiële gevolgen in één van de volgende P&C-documenten opnemen. Invulling van de aanvullende besparing zal t.z.t. ook in nauwe samenspraak met Maatschappelijke Dienstverlening gerealiseerd moeten worden.

Wat mag het kosten?

Terug naar navigatie - Wat mag het kosten?

a. Lokale heffingen
Bladel kent de onroerende zaakbelastingen als heffing die aan de algemene middelen worden toegevoegd. Hoewel we de toeristenbelasting ook als algemeen dekkingsmiddel beschouwen is deze opbrengst (op grond van het BBV) echter verantwoord onder programma Economie.

Voor een nadere toelichting verwijzen we naar de paragraaf lokale heffingen.

- Onroerende zaakbelastingen
Voor de OZB zijn de tarieven in eerste aanleg verlaagd om de waardeontwikkeling te compenseren. Daarnaast zouden de OZB-tarieven verhoogd worden met een nagecalculeerde trendmatige aanpassing van 4,60%. Middels een unaniem aangenomen amendement is deze laatste aanpassing volledig geschrapt. Jaarlijks houden we ook rekening met de autonome groei van de opbrengsten als gevolg van ver- en nieuwbouw van woningen en bedrijfsruimten. De kosten voor de uitvoering van de Wet waardering Onroerende Zaken (WOZ) hebben in hoofdzaak betrekking op taxatie- en ambtelijke kosten. De lasten voor heffing en invordering hebben betrekking op toerekening van ambtelijke kosten.

b. Uitkeringen gemeentefonds
Het gemeentefonds is specifiek opgedeeld in een algemene uitkering en enkele doel- en integratie-uitkeringen. Voor deze uitkeringen geldt dat de gemeente vrij is ze in te zetten.

- Algemene uitkering
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeente. De algemene uitkering wordt door het Rijk op grond van diverse verdeelsleutels (maatstaven) toegerekend aan de gemeente(n). De uit te keren bedragen worden in diverse circulaires bekendgemaakt. De algemene uitkering is doorgerekend op basis van de bijgestelde uitgangspunten met betrekking tot woningbouw, inwonersaantallen, uitkeringsgerechtigden enz. Hierbij zijn de financiële effecten tot en met de meicirculaire 2022 meegenomen. 

De financiële effecten van de septembercirculaire 2022 zullen wij t.z.t. via een raadsvoorstel met een voorstel tot wijziging van de begroting ter kennis brengen van uw raad, zodat u de financiële effecten daarvan alsnog kunt betrekken bij de besluitvorming over deze begroting. 

Het Rijk wil samen met medeoverheden werken aan een nieuwe stabiele financieringssystematiek voor gemeenten vanaf 2026. Er zullen bouwstenen in kaart gebracht worden voor een nieuwe financieringssystematiek, waarbij ook de uitbreiding van het lokale belastinggebied bespreekbaar is. In de Algemene Ledenvergadering van de VNG op 29 juni 2022 is een resolutie nagenoeg unaniem aangenomen om er bij het kabinet o.a. op aan te dringen dat uiterlijk op Prinsjesdag (dus met financiële vertaling in de septembercirculaire 2022!) voor gemeenten duidelijkheid ontstaat over hun financiële ruimte vanaf het jaar 2026. Gemeenten zijn immers niet in staat om een meerjarige bijdrage te leveren aan de geïnitieerde maatschappelijke opgaven, als gemeenten daar financieel niet voldoende voor gecompenseerd worden. Er moet dus nog een oplossing komen voor de bredere financiële problematiek voor het jaar 2026 en verder.

c. Dividend
De gemeente ontvangt dividend over haar kapitaalinbreng in de NV Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG) en Brabant Water NV. Aan de hand van de laatste jaarcijfers van deze instanties kan de navolgende raming voor 2023 worden opgemaakt. 

 

aantal aandelen waarde rendement opbrengst

NV Bank voor Nederlandse Gemeenten

62.790 € 156.975 81,0% € 169.000
Brabant Water NV 17.706  € 1.771 0,0%  € 0

   
 d. Financiering
Het saldo van de financieringsfunctie is een correctie van de berekende rentelasten op de beleidsvelden ten opzichte van de omslagrente. De doorbelasting van rentelasten geschiedt, op basis van de gewijzigde BBV voorschriften, tegen het gemiddelde afgeronde rente-omslagpercentage van 0,650% (2021: 0,750%). Voor een specificatie wordt verwezen naar de paragraaf Financiering.

e. Overige algemene dekkingsmiddelen
We berekenen geen bespaarde rente over het eigen vermogen. Voor de dekkingsreserve kapitaallasten investeringen maken we hiervoor een uitzondering, omdat naast de afschrijvingslast ook de rentelast van het betreffende activum verrekend wordt met de reserve. Het percentage van de rentetoerekening aan deze reserve (lasten) moet gebaseerd zijn op het gemiddelde rentepercentage van het vreemd vermogen. De bespaarde rente is hierop aangepast. In 2023 wordt € 161.000,- toegevoegd aan de dekkingsreserve kapitaallasten investeringen.

f. Vennootschapsbelasting
Sinds 1 januari 2016 moeten overheidsondernemingen die economische activiteiten verrichten belasting betalen over hun (fiscale) winst. Uitgangspunt van de wet is dat ieder overheidslichaam vennootschapsbelastingplichtig (Vpb) is, indien er een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal is, die deelneemt aan het economische verkeer en winst beoogt, of waarbij winst redelijkerwijs te verwachten valt.

Jaarlijks beoordelen we of de gemeentelijke activiteiten voldoen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. Per activiteit beoordelen we of met de uitoefening van de betreffende activiteit een onderneming in fiscaalrechtelijke zin wordt gedreven. De meeste activiteiten komen niet door de zgn. “ondernemerspoort”. Dit komt omdat deze activiteiten geen winst genereren of doordat in fiscale zin de gemeente niet deelneemt aan het economische verkeer. Voor een drietal geclusterde werkvelden wordt in principe door de ondernemerspoort gegaan, te weten: grondexploitaties, inzameling van huishoudelijke afvalstromen en woningexploitaties.

g. Onvoorziene uitgaven en stelposten
Voor de dekking van incidentele onvoorziene, onvermijdbare en onuitstelbare uitgaven is in de begroting 2023 een bedrag van € 13.000,- opgenomen. In voorkomende gevallen worden incidentele mee- en tegenvallers ook verrekend met de algemene reserve. Door de stijgende inflatie stijgen de lasten niet alleen binnen onze bedrijfsvoering. Ook aannemers, verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen zullen de hogere inflatie willen doorberekenen aan de gemeente. De stelpost loon- en prijsmutaties wenden we t.z.t. hiervoor aan. In de begroting is op basis van de financiële kaderstelling vooralsnog rekening gehouden met een rentepercentage van 0,75% voor eventueel nieuw aan te trekken geldleningen in 2023. De lange rentetarieven zijn onder invloed van de oplopende inflatie echter gaan oplopen. Onder andere veroorzaakt door de naweeën van corona, verstoringen in de productieketens en de oorlog in Oekraïne. Door de meerjarige begrotingsoverschotten wordt onze liquiditeitspositie aanzienlijk verbeterd. Dit leidt tot een lagere financieringsbehoefte en dus tot lagere rentelasten. Daarom hebben wij in deze begroting die middelen afgezonderd om de rentenadelen bij consolidatie van korte lopende schuld naar lange lopende schuld daarmee op te kunnen vangen. 

Het kabinet heeft extra middelen beschikbaar gesteld om de dienstverlening (bij gemeenten) te verbeteren. Het is daarbij van belang dat de dienstverlening plaatsvindt in een ‘lerende uitvoeringspraktijk’. Gemeenten moeten kunnen leren van de fouten en knelpunten in hun uitvoeringspraktijk en kunnen leren van elkaar, zodat de gemeentelijke dienstverlening aan inwoners in kwetsbare posities continu kan worden verbeterd. Het is wenselijk dat er in elke gemeente ruimte is om het systeemleren in te richten. Deze capaciteit kan worden aangewend om aan te sluiten bij het kennis- en leernetwerk van het programma Leefbaarheid en Veiligheid en de lessen uit dat programma te vertalen naar de eigen gemeente. De afgezonderde middelen zetten wij t.z.t. hiervoor in. De nog te verdelen rente en afschrijvingen moeten nog functioneel verbijzonderd worden.

Aan de hand van de risico’s op onze openstaande vorderingen bepalen we hoe hoog de voorziening dubieuze debiteuren moet zijn. Daarbij wordt een inschatting gemaakt ten aanzien van de mate van invorderbaarheid, waarvoor een voorziening getroffen wordt. Op grond van een analyse kon in 2021 € 46.000,- van de voorziening dubieuze debiteuren vrijvallen.

Onvoorziene uitgaven en stelposten krijgt dan het navolgende verloop:

bedragen x € 1.000 s/i 2021 2022 2023 2024 2025 2026
a. onvoorziene uitgaven s   -6 -13 -13 -13 -13
b. stelpost loon- en prijsmutaties s   -34 -462 -445 -460 -488
c. stelpost opvang hogere rentelasten s     -64 -86 -112

-164

d. stelpost vanuit algemene uitkering (systeemleren) s   -26 -34 -34 -34

-34

e. door te belasten rente en afschrijvingen s     -6 -11 -18

-23

f. vrijval voorziening dubieuze debiteuren i 46          
totaal onvoorzien en stelposten   46 -66 -579 -589 -637 -722

 
In onderstaand overzicht wordt het totaal van lasten en baten van de algemene dekkingsmiddelen opgenomen.

Bedragen Rekening Begroting Begroting Meerjarenraming
(bedragen x € 1.000,-) 2021 2022 2023 2024 2025 2026
Lasten
algemene dekkingsmiddelen n -547 n -956 n -1.095 n -1.085 n -1.097 n -1.154
Totaal lasten n -547 n -956 n -1.095 n -1.085 n -1.097 n -1.154
Baten
algemene dekkingsmiddelen v 39.745 v 42.979 v 42.929 v 43.666 v 44.342 v 41.852
Totaal baten v 39.745 v 42.979 v 42.929 v 43.666 v 44.342 v 41.852
Geraamd saldo van baten en lasten v 39.198 v 42.023 v 41.834 v 42.581 v 43.245 v 40.698
(- = nadeel en + = voordeel)