We heffen op grond van artikel 220 van de Gemeentewet twee directe belastingen op de onroerende zaken die binnen de gemeente liggen, de zogenaamde onroerende zaakbelastingen (OZB):
- Een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak (die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom) bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
- Een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
De hoogte van de OZB wordt afgeleid van de WOZ-waarde (een promillage). Dit percentage is, afhankelijk van eigenaar/gebruiker niet-woning en eigenaar woning, bepalend voor de hoogte van elke individuele aanslag OZB. Voor de individuele huishoudens en bedrijven is het bij het opstellen van de begroting niet mogelijk exact aan te geven hoe de ontwikkeling van de onroerende zaakbelastingen er voor het volgende jaar uitziet. De maatstaf voor de aanslagen OZB voor het belastingjaar 2025 is de waarde in het economisch verkeer op peildatum 1 januari van één jaar eerder (2024). Jaarlijks worden nieuwe WOZ-waarden vastgesteld. Hiermee volgt de WOZ-waarde jaarlijks de marktontwikkelingen. Wij hebben, op basis van informatie die de Waarderingskamer (wettelijke toezichthouder op de uitvoering van de Wet WOZ) heeft verzameld, rekening gehouden met een gemiddelde waardeontwikkeling van 4,5% voor woningen. Voor de niet-woningen is de marktontwikkeling 1,25%.
Voor de OZB zijn de tarieven in eerste aanleg verlaagd om de waardeontwikkeling te compenseren. Stijgt de waarde van de onroerende zaak, dan daalt in de regel het tarief, daalt de waarde van de onroerende zaak, dan stijgt het tarief. Alleen op deze wijze is het mogelijk om gemeentebreed de baten gelijk te houden. Daarnaast worden de OZB-tarieven verhoogd met een nagecalculeerd inflatiepercentage van 3,40%, wat dan ook het percentage is waarmee de OZB-tarieven per saldo stijgen.
Eigenaar woning
In 2024 was het tarief voor woningen 0,0709% van de waarde. De eigenarenaanslag OZB voor een woning met een waarde van € 409.000,- bedroeg daarmee € 290,-. Met een waardeontwikkeling van 1,8% wordt de nieuwe waarde ca. € 416.000,-. Rekening houdend met de waardestijging en de voorgestelde verhoging van de OZB-opbrengsten van 3,4% komt het tarief voor 2025 uit op 0,0722%. Dit vermenigvuldigd met de nieuwe waarde van € 416.000,- leidt tot een OZB aanslag van € 300,- Dit is een stijging van 3,4%.
Eigenaar niet-woning
In 2024 was het tarief voor eigenaren van niet-woningen 0,1825% van de waarde. De eigenarenaanslag OZB voor een niet-woning met een waarde van € 319.000,- bedroeg daarmee € 582,-. Met een waardeontwikkeling van 0% blijft de gemiddelde waarde ca. € 319.000,-. Rekening houdend met de waardedaling en de voorgestelde verhoging van de OZB opbrengsten van 3,4% komt het tarief voor 2025 uit op 0,1887%. Dit vermenigvuldigd met de waarde van € 319.000,- leidt tot een OZB aanslag van € 602,- Dit is een stijging van 3,4%.
Gebruik niet-woning
In 2024 was het tarief voor gebruikers van niet-woningen 0,1646% van de waarde. De gebruikersaanslag OZB voor een niet-woning met een waarde van € 319.000,- bedroeg € 525,-. Met een waardeontwikkeling van 0% blijft de gemiddelde waarde ca. € 319.000,-. Rekening houdend met de waardedaling en de voorgestelde verhoging van de OZB opbrengsten 3,4% komt het tarief voor 2025 uit op 0,1702%. Dit vermenigvuldigd met de waarde van € 319.000,- leidt tot een OZB aanslag van € 543,-. Dit is een stijging van 3,4%.
Voor de onroerende zaakbelasting is voor 2025 een opbrengst geraamd van € 5.542.000,-. De te verwachten meeropbrengst uit ver- en nieuwbouw en de tariefsaanpassing zijn hierin begrepen.