5.3 Rekenkamerrapporten

Inleiding

Terug naar navigatie - 5.3 Rekenkamerrapporten - Inleiding

Omschrijving (toelichting)

De rekenkamer Kempengemeenten (hierna rekenkamer) voert onderzoeken uit om inzicht te bieden in de prestaties van de gemeente als geheel en waar nodig het formuleren van aanbevelingen voor de toekomst. De taak van de rekenkamer is het toetsen van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur op drie onderdelen:

  1. rechtmatigheid: voldoet de uitvoering aan de wettelijke kaders en regelgeving?
  2. doelmatigheid: is de voorbereiding en uitvoering van beleid efficiënt verlopen?
  3. doeltreffendheid: zijn de beoogde effecten van het beleid ook daadwerkelijk behaald?

De rekenkamer spreekt de ambitie uit dat zij door middel van haar (benchmark)onderzoeken een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het bestuur van Bladel en dat de resultaten van rekenkameronderzoek een bijdrage leveren aan de versterking van de controlerende, kaderstellende en volksvertegenwoordigende rol van de gemeenteraad. De richtlijnen die de rekenkamer hanteert zijn vastgelegd in het 'Onderzoeksprotocol Rekenkamer Kempengemeenten 2024'. Het doel van dit protocol is om waarborg te bieden voor de kwaliteit van de onderzoeken en voor een goed verloop van het gehele onderzoeksproces. In dit protocol is ook vastgelegd dat de voortgang van de adviezen en conclusies van de rekenkamerrapporten worden meegenomen in de documenten van de planning en controlcyclus (tussenrapportages en jaarrekening), zodat de gemeenteraad jaarlijks kan controleren wat de stand van zaken is. In deze rapportage wordt gerapporteerd over de stand van zaken van de volgende rekenkamerrapporten:

  • Woonbeleid
  • Implementatie van de Omgevingswet
  • Ondermijning in de Kempen
  • Burgerinitiatieven
  • Jeugdhulp in Bladel

Woonbeleid

Terug naar navigatie - 5.3 Rekenkamerrapporten - Woonbeleid

Omschrijving (toelichting)

De rekenkamercommissie heeft een onderzoek uitgevoerd in de gemeente Bladel naar het woonbeleid. Met dit onderzoek beantwoordt de rekenkamercommissie de vraag: "Is het woonbeleid van Bladel doeltreffend? Met andere woorden heeft het door de raad vastgestelde beleid bijgedragen aan de ambities en doelen die de raad heeft vastgesteld ten aanzien van wonen, zowel zoals opgenomen in het vigerende (regionale) beleid als in het inmiddels afgeronde beleid?”

Geconcludeerd wordt dat:

  • huishoudensprognoses en hoge marktdruk de uitvoering van het woonbeleid beïnvloeden;
  • de lokale en regionale woonvisies zich richten op dezelfde doelen;
  • de helft van de doelen niet meetbaar zijn en de resultaten vooral behaald zijn op ‘nieuwbouw-doelen’;
  • ‘korte lijntjes’ een groot voordeel is van een kleine gemeente;
  • belemmering in de uitvoering vooral voorkomt uit beperkte capaciteit en financiële middelen;
  • monitoren van resultaten en bijsturen van doelstellingen om aandacht vragen.

De rekenkamercommissie doet op basis van de conclusies een vijftal aanbevelingen. De gemeenteraad wordt voorgesteld deze aanbevelingen over te nemen en het college te verzoeken hieraan invulling te geven.

  1. Bepaal visie om gemeenteraad en ambtenaren in positie te brengen.
  2. Practice what you preach: zet kernkeuzes om in uitvoering en monitoring.
  3. Programmeer adaptief en zet in op no-regret plannen.
  4. Heb meer aandacht voor middenhuur en het betaalbaar houden van woningen.
  5. Maak meer werk van structurele monitoring inzake de toekomstbestendigheid van de woningvoorraad.

Voortgang adviezen & conclusies
Zomer 2024 is de Kempische visie op wonen 2024-2028 vastgesteld door de raad. In het najaar van 2024 zijn bijbehorend uitvoeringsplan en lokale aanvulling (Bladels toetsingskader woningbouw) aangeboden. In de nieuwe woonvisie is aandacht voor het betaalbaar houden van woningen. Inzetten op verbeteren van de monitoring is één van de punten uit het uitvoeringsprogramma. Ondertussen werken we met een online programma voor het woningbouwprogramma. Dit kan een positieve bijdrage leveren in de monitoring.

Ook heeft er een verkenning woningbouwlocaties plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in mogelijke woningbouwlocaties in alle vijf de kernen waar de gemeente zelf aan zet is. Dit zijn no-regret locaties waar we zelf de regie over hebben.

Implementatie van de Omgevingswet

Terug naar navigatie - 5.3 Rekenkamerrapporten - Implementatie van de Omgevingswet

Omschrijving (toelichting)

De rekenkamer heeft een onderzoek uitgevoerd in de Kempengemeenten naar de mate waarin de gemeente klaar is voor de Omgevingswet. Met dit onderzoek beantwoordt de rekenkamer de vraag: "Zijn de Kempengemeenten klaar voor de Omgevingswet? 

Geconcludeerd wordt dat:

  • de gemeente Bladel is niet klaar voor de invoering van de Omgevingswet;
  • de Omgevingswet is onvoldoende bekend bij bestuurders en raad waar het gaat om de praktische consequenties en de bedoeling van de wet;
  • de gemeente(raad) wil beleidsneutraal overgaan;
  • de raad wordt (door het college) in staat gesteld om te kaderstellen en controleren, maar voelt zich nog niet senang in die rol;
  • de informatievoorziening is op orde, maar het implementatieproces blijft lastig te volgen;
  • er is op dit moment geen regionale samenwerking tussen de gemeenteraden.

De rekenkamercommissie doet op basis van de conclusies acht aanbevelingen. De gemeenteraad wordt voorgesteld deze aanbevelingen over te nemen en het college te verzoeken hieraan invulling te geven en de raad over de voortgang ervan te informeren.

1. College en raad: Maak twee parallelle projectplannen voor het inrichten van de VTH-taken binnen de gemeente in nauwe samenwerking met de VTH De Kempen. Eén plan voor de basisinrichting van het proces binnen de gemeente én een plan voor de borging van de Omgevingswet in het proces.
Deze aanbeveling kwam voort uit het besluit om de VTH-taken (vergunningverlening, toezicht en handhaving) vanuit het VTH De Kempen terug te halen naar de gemeente. Ten tijde van het rekenkameronderzoek (najaar 2022) was dit een relevante ontwikkeling. Inmiddels maken de VTH-taken al weer enkele jaren (voor zover deze niet belegd zijn bij de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant) onderdeel uit van de gemeentelijke organisatie. De VTH-taken worden uitgevoerd conform de bepalingen uit de Omgevingswet. Er vindt (op casusniveau) frequente afstemming plaats tussen de teams VTH en Ruimtelijke Ontwikkeling.

2. College en raad: Investeer in het verwerven van kennis en inzichten ten aanzien van de bedoeling van de Omgevingswet en de impact van de wet op de gemeentelijke organisatie.
Hierin zijn de afgelopen periode de nodige stappen gezet. De bezetting bij Ruimtelijke Ontwikkeling is zowel kwalitatief als kwantitatief verbeterd. Dit heeft er toe geleid dat de Omgevingsvisie na het zomerreces ter vaststelling aan de gemeenteraad kan worden aangeboden. Daarnaast is de planbibliotheek (het fundament voor het Omgevingsplan) nagenoeg gereed en kan naar verwachting nog voor het zomerreces worden gestart met de pilot voor de kern Netersel. Middels workshops en gerichte externe ondersteuning zijn er stappen gezet om de beschikbare plansoftware beter te doorgronden. Dit heeft er inmiddels toe geleid dat de Bruidsschat (dit zijn de regels die zijn overgekomen van het Rijk) in onze plansoftware in beheer zijn genomen.
Aanvulling: de pilot voor de kern Netersel is inmiddels afgerond. Hierover wordt de gemeenteraad afzonderlijk geïnformeerd. Daarnaast is de Omgevingsvisie in september 2025 door de raad vastgesteld.

3. College: Ga uit van "het hoeft niet af te zijn om klaar te zijn”.
Het adagium “het hoeft niet af te zijn om klaar te zijn” sluit aan bij de huidige (ambtelijke) opvatting over het werken onder de Omgevingswet. Zowel binnen de gemeente als met ketenpartners (zoals de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant) worden (verbeter-)stappen gezet. Inmiddels zijn de meeste ‘kinderziektes’ in de plansoftware opgelost en weten medewerkers steeds beter hun weg te vinden in dit systeem. Dit heeft, zoals al eerder aangegeven, geleid tot het opnemen van de basisversie van het Omgevingsplan (de Bruidsschat) in deze software.
Aanvulling: ook de verwerking van de gegevens van de pilot voor de kern Netersel in de plansoftware is in gang gezet.

4. College: Stel een handboek “werken met het omgevingsplan” op.
De medewerkers Ruimtelijke Ontwikkeling hebben, samen met een externe deskundige, het werkproces voor het wijzigen van het omgevingsplan inzichtelijk gemaakt. Niet alleen de verschillende processtappen zijn daarbij in beeld gebracht, maar ook de verschillende rollen en expertises die hierbij van belang zijn. Dit heeft geleid tot een duidelijk overzicht van rollen, taken en verantwoordelijkheden. Aan de hand van het opgeleverde document kunnen nu de eerste stappen in de praktijk worden gezet.
Aanvulling: de eerste feitelijke ervaringen zijn inmiddels opgedaan.

5. College en raad: Heb aandacht voor het capaciteitsprobleem.
Deze aanbeveling heeft een nadrukkelijke relatie met de (zie punt a.) overgang van werkzaamheden van VTH De Kempen naar gemeente Bladel. Heden ten dage bestaan er ook uitdagingen met betrekking tot capaciteit. Maar die zijn van een andere orde. Het is lastig om voor de VTH-uitvoering over voldoende personeel in vaste dienst te beschikken. Dit betekent overigens niet dat het eenvoudig is om hiervoor externen (zowel kwalitatief als kwantitatief) in te huren.

6. College en raad: Zorg voor een meerjarenplanning met doelstellingen voor de komende drie tot vijf jaar.
Deze aanbeveling was primair gericht op het projectmatig implementeren van de nieuwe wet. Die periode ligt inmiddels achter ons. Dit laat onverlet dat ook voor de transitieperiode (de eerste jaren na de inwerkingtreding van de Omgevingswet) een planning met doelstellingen meerwaarde heeft.
Programmatisch en projectmatig werken is nog in onvoldoende mate gemeengoed binnen de ambtelijke organisatie. Doordat er (te) veel aandacht is voor ‘het hier en nu’ is er (te) weinig aandacht voor ‘het daar en dan’ is er (nog) geen plan met bijbehorende doelstellingen opgesteld. 
De beoogde organisatieontwikkeling moet hier, mede door de beoogde inzet van de nieuwe teamleiders, verandering in gaan brengen. Uit de bovenstaande toelichting blijkt overigens dat enkele relevante bouwstenen voor de bedoelde meerjarenplanning al beschikbaar zijn. Een verdere uitwerking hiervan kan worden opgestart na het zomerreces.
Aanvulling: inmiddels is ambtelijk een aanvang gemaakt met het inventariseren van randvoorwaarden voor werken met omgevingsprogramma’s en uitgangspunten voor projectmatig werken.

7. College en raad: Zorg voor een regionaal platform of meer samenwerking voor raadsleden.
Deze aanbeveling is tot nu toe nog niet of nauwelijks ter hand genomen. Allereerst moet duidelijk worden waar onze raadsleden heden ten dage behoefte aan hebben. Dit kan aan de orde worden gesteld in de raadswerkgroep Omgevingswet. Overwogen kan worden om dit, in afstemming met andere gemeenteraden in de regio, door te schuiven naar de nieuwe bestuursperiode die in 2026 aanvangt.

8. College en raad: Laat de gemeenteraad beter informeren over de Omgevingswet en de implicaties van de keuzes die de raad op het punt staat te maken, bijvoorbeeld via expertsessies.
Anders dan bij de voorgaande aanbeveling het geval was, is deze aanbeveling wel opgevolgd. Ten eerste door de oprichting van de raadswerkgroep Omgevingswet en daarnaast ook door de verschillende thematische sessies die de afgelopen jaren zijn georganiseerd.

Voortgang adviezen & conclusies
Middels raadsmededeling RM25.052 (d.d. 24 juni 2025) is uitgebreid ingegaan op de aanbevelingen die de rekenkamer deed in 2023, zoals blijkt uit het bovenstaande. De raadswerkgroep Omgevingswet houdt op te bestaan wegens het vaststellen van de Omgevingsvisie van de gemeente Bladel.

Ondermijning in de Kempen

Terug naar navigatie - 5.3 Rekenkamerrapporten - Ondermijning in de Kempen

Omschrijving (toelichting)

De Rekenkamer Kempengemeenten heeft een onderzoek uitgevoerd naar de gemeentelijke aanpak van ondermijning in De Kempen. Met dit onderzoek beantwoordt de rekenkamer de vraag: Wat is nu precies de gemeentelijke taak bij de aanpak van ondermijning en hoe gaat dat in de vier Kempengemeenten?
Het onderzoek is uitgevoerd door Lokale Zaken.

Geconcludeerd wordt dat:

  • De ondermijningaanpak bestuurlijk gezien meer opvolging en aandacht verdient.
  • Het idee dat de strafrechtelijke aanpak van de georganiseerde misdaad – waar nodig - dient te worden gecombineerd met gemeentelijke inspanningen om de ondermijning aan te pakken, in de vier Kempengemeenten onvoldoende uit de verf komt.
  • De ondermijningsaanpak stagneert door een (over)complexe werkomgeving en  een optelsom van een groot aantal normen en prioriteiten die niet vallen uit te voeren door de dun bezette ambtelijke veiligheidsorganisaties.
  • De huidige schaal van de vier gemeenten grenzen stelt aan de beschikbare (specialistische) veiligheidscapaciteit en aan de personele ruimte op andere afdelingen om een bijdrage te leveren aan de ondermijningsaanpak.

De rekenkamer doet op basis van de conclusies aanbevelingen. De gemeenteraad besluit 6 aanbevelingen over te nemen. Het college is verzocht hieraan invulling te geven en de raad over de voortgang ervan te informeren. 

  1. Zorg dat duidelijk is dat de aanpak van ondermijning een gemeentelijke taak is; er dient geen ruimte voor twijfel te bestaan ten aanzien van de ondermijningsaanpak als gemeentelijke taak.
  2. Stel een actueel en openbaar (dus niet herleidbaar) ondermijningsbeeld op gemeenteniveau op, met behulp van informatie die beschikbaar is bij onder andere politie, justitie en RIEC. Informeer gemeenteraden periodiek over de stand van zaken; zo nodig deels vertrouwelijk, maar maak openbaar wat belangrijke ondermijnende fenomenen zijn en waaruit dat blijkt. Wacht niet op een perfect ondermijningsbeeld; dat ontstaat al doende. Maak een shortlist van signalen en vermoedens en ga aan de slag.
  3. In de ambtelijke veiligheidsorganisatie is groei noodzakelijk: kwantitatief en kwalitatief, met de materiekennis en organisatorische positionering om de ondermijningsaanpak aan te jagen.
  4. Verminder het aantal veiligheidsprioriteiten en normen t.b.v. de ondermijningsaanpak. Benoem een maximaal aantal normen die er écht toe doen bij de gemeentelijke ondermijningsaanpak; stel échte prioriteiten op.
  5. De gemeenten maken werk van de preventie van drugsgebruik. Het logische spiegelbeeld is dat de drugshandel lokaal in kaart wordt gebracht en primair strafrechtelijk wordt aangepakt door politie en justitie.
  6. Overweeg binnen het geheel aan gemeentelijke prioriteiten, eventueel in afstemming binnen de Kempen, capaciteitsuitbreiding ten aanzien van de boa-capaciteit. Ze dienen dan o.a. vaker in de avonduren te werken en risicolocaties of hotspots te bezoeken en daar gesprekken te voeren met (goed geïnformeerde) burgers.

Voortgang adviezen & conclusies

Per aanbeveling wordt een toelichting gegeven. 

  1. Dit is meegenomen in het nieuwe UVP. Het UVP is op 21 januari 2025 vastgesteld door het College waarin deze aanbeveling is opgenomen.
  2. Verzoek aan het RIEC om een algemeen ondermijningsbeeld op gemeentelijk niveau, voor de 4 gemeenten waar het rekenkameronderzoek betrekking op heeft, op te stellen. Op 22 april 2025 is de Raad in vertrouwen bijgepraat op het thema veiligheid en ondermijning. Hierbij is ook het ondermijningsbeeld gepresenteerd. Hiermee is invulling gegeven aan deze aanbeveling.
  3. Nadruk leggen op kwaliteit/scholing/trainingen en minder op kwantiteit. De capaciteit moet in overeenstemming zijn met de ambities. Er zijn de afgelopen periode verschillende trainingen en opleidingen geweest: gericht op financiën, gericht op de Boa’s, mensenhandel, vitale vakantieparken, Bibob, kick-off buitengebied. Iedere gemeente bepaalt voor zich of hier iets aan wordt toegevoegd met betrekking tot de kwantiteit, zoals bijvoorbeeld de procesregisseur voor jeugd/ondermijning. Ook voor 2025 is er een nieuw opleidingsplan door het RIEC opgesteld wat met ons als gemeente is gedeeld. Er hebben al meerdere trainingen plaats gevonden en daaraan hebben diverse ambtenaren van gemeente Bladel die te maken krijgen met de aanpak van ondermijning deelgenomen.
  4. Het UVP wordt momenteel hierop aangepast. Het UVP is op 21 januari 2025 vastgesteld door het College waarin deze aanbeveling is opgenomen.
  5. De aanbevelingen worden overgenomen en opgevolgd.
  6. Dit wordt besproken en gecommuniceerd zodra meer bekend is over de voortgang. Er is op dit moment geen sprake van het aanstellen van meer boa’s binnen gemeente Bladel. Wel is er verkend of er meer integrale samenwerking plaats kan vinden tussen de boa’s van de 8 Kempengemeenten, bijvoorbeeld themagericht.

Burgerinitiatieven

Terug naar navigatie - 5.3 Rekenkamerrapporten - Burgerinitiatieven

Omschrijving (toelichting)

De rekenkamer heeft een onderzoek uitgevoerd naar de gemeentelijke ervaringen met burgerinitiatieven. Met dit onderzoek beantwoordt de rekenkamer de vraag: "Welke ervaringen heeft de gemeente Bladel sinds de vaststelling van de vigerende nota opgedaan met overheidsparticipatie en welke lessen zijn daaruit te trekken voor de komende jaren?"

Geconcludeerd wordt dat:

“Met het vaststellen van de Participatienota in 2021 heeft Bladel een belangrijke stap gezet naar een goed onderbouwd en volwassen participatiebeleid. Binnen dit beleid is ook aandacht voor het ondersteunen van initiatieven uit de samenleving. Na 2021 is er weinig aandacht geweest voor de doorontwikkeling van het beleid. De participatieverordening in het kader van de omgevingswet is nog niet vastgesteld. Uitwerking in randvoorwaarden en procedures ontbreekt. Er zit nog veel ruimte in het beleid, ruimte die door betrokken ambtenaren naar eigen inzicht ingevuld kan worden. Over het algemeen zijn de ervaringen van zowel medewerkers van de gemeente als inwoners van Bladel die betrokken zijn bij initiatieven overigens wel positief. Verschillende initiatiefnemers zien ruimte voor verbetering, met name als het gaat om het missen van een gestructureerde werkwijze als om het ondersteunen van burgerinitiatieven. De algemene indruk is dat de gemeente Bladel openstaat voor initiatieven uit de samenleving, maar dat de werkwijze voor ondersteuning burgerinitiatieven binnen de gemeente Bladel niet is geformaliseerd. Eventuele ondersteuning hangt van verschillende, soms toevallige omstandigheden af. Er is sprake van zowel bestuurlijke als politieke steun voor een participatiebeleid waarin de ruimte wordt geboden aan initiatieven uit de samenleving. Er is een grote bereidheid om die vanuit de gemeente actief te ondersteunen, mits de doelen van die initiatieven aansluiten bij die van de gemeente. Omdat duidelijke kaders en richtlijnen ontbreken, is dit niet altijd duidelijk. Bovendien is er geen sprake van geregelde en vastgelegde evaluaties van de ondersteuning van initiatieven. De raad ontvangt geen algemene overzichten van de bijdrage van de gemeente en de opbrengsten daarvan. Om te waken tegen willekeur of ondersteuning van ‘the usual suspects’ zou er mee kunnen worden volstaan dat het college de raad met enige regelmaat informeert over aanvragen voor ondersteuning en de opvolging daarvan. Op die manier kunnen raadsleden zelf een beeld vormen van de veelzijdigheid in aanvragen, of het eventuele gebrek daaraan. Een betere vastlegging kan ook bijdragen aan het interne leervermogen van de organisatie om het beleid en de praktijk met burgerinitiatieven in de toekomst te versterken. De rekenkamer stelt vast dat een nauwgezette en gedocumenteerde toetsing van initiatiefaanvragen nauwelijks plaatsvindt. De rekenkamer heeft vastgesteld dat bij gebrek aan algemene kaders en richtlijnen ook nauwelijks toetsing kan plaatsvinden.”  

De rekenkamer doet op basis van de conclusies aanbevelingen. De gemeenteraad besluit 6 aanbevelingen over te nemen waarbij het college is verzocht hieraan invulling te geven, en de raad over de voortgang ervan te informeren.

Aanbevelingen aan het college van B&W

  1. Geef aandacht aan de verdere uitwerking van de Nota Participatiebeleid. Stel op basis daarvan kaders en richtlijnen vast voor het ondersteunen van initiatieven in de samenleving en maak deze eenvoudig toegankelijk. Gebruik de nota mede om een participatieverordening voor te bereiden.
  2. Geef het ambtelijk apparaat een duidelijke werkwijze en kaders mee bij het ondersteunen van burgerinitiatieven om de afhankelijkheid van de specifieke betrokken ambtenaar kleiner te maken.
  3. Zorg voor een duidelijke (formele) ingang voor burgers met ideeën bij de gemeente, dit om willekeur welke burgerinitiatieven wel en niet ondersteund worden te voorkomen.
  4. Ga over de kaders en richtlijnen vooraf ook het gesprek met de raad aan.
  5. Besteed binnen de organisatie meer aandacht aan het vastleggen van ervaringen met initiatieven en gebruik deze inzichten om het beleid te evalueren en zo nodig te versterken.
  6. Versterk de informatievoorziening door een jaarlijks overzicht aan de gemeenteraad te verstrekken van de aangevraagde en ondersteunde initiatieven en de gerealiseerde opbrengsten.

Aanbevelingen aan de gemeenteraad

  1. Voer in de raad het gesprek over de uitwerking van de Nota Participatiebeleid en de daaruit af te leiden kaders en richtlijnen voor concrete initiatieven.
  2. Benut het jaarlijks overzicht van aangevraagde en ondersteunde initiatieven om tot een oordeel te komen of de bijdragen van de gemeente voldoende aansluiten bij de wensen in de gemeenschap.

Voortgang adviezen & conclusies
De startnotitie participatiebeleid en -verordening is op 25 september 2025 vastgesteld door de gemeenteraad. In de startnotitie is een tijdsplanning opgenomen voor het opstellen van een nieuw participatiebeleid en een participatieverordening. De adviezen van de rekenkamer zullen hierin mee worden genomen. Daarnaast bevat de startnotitie bevat een jaaroverzicht met de belangrijkste participatietrajecten van 2024. De vaststelling van het participatiebeleid en de participatieverordening door de gemeenteraad staat gepland voor september 2026, waarna met de uitvoering kan worden gestart.

Sinds 1 januari 2025 is de Wet versterking participatie op decentraal niveau van kracht. Deze wet wijzigt artikel 150 van de Gemeentewet en stelt een participatieverordening per 1 januari 2027 verplicht. Het uitdaagrecht wordt door deze wijziging ook wettelijk verankerd. Hiermee wordt eveneens rekening gehouden.

Jeugdhulp in Bladel

Terug naar navigatie - 5.3 Rekenkamerrapporten - Jeugdhulp in Bladel

Omschrijving (toelichting)

De Rekenkamer Kempengemeenten heeft een onderzoek uitgevoerd naar jeugdhulp in de Kempengemeenten, waaronder in gemeente Bladel. Met dit onderzoek beantwoordt de rekenkamer de vraag: Is er sprake van doeltreffende en doelmatige jeugdhulp in de Kempengemeenten en wordt er goed voorgesorteerd op de afspraken uit de Hervormingsagenda Jeugd?

Geconcludeerd wordt dat:

  • De beleidsdocumenten bevatten doelstellingen en indicatoren, maar deze moeten nog verder geconcretiseerd worden én worden voorzien van meetinstrumenten en streefwaarden.
  • Er wordt intensief samengewerkt op verschillende niveaus in de regio. Het vraagt veel afstemming om de samenwerking (blijvend) soepel te laten verlopen.
  • De afspraken uit de Hervormingsagenda Jeugd worden regionaal en lokaal vertaald in beleid en uitvoering.
  • Er is veel kennis en expertise in het CJG+, maar ook discussie over de administratieve vertaling van de inhoud.
  • Het zorggebruik in de jeugdzorg neemt in absolute en relatieve zin af in de periode 2021-2023, en ligt lager dan in de rest van Nederland.
  • De gemeente gaat per saldo minder uitgeven aan jeugd in 2025-2027.
  • De kosten voor de uitvoering stijgen bij de GRSK met 20%.
  • Nader onderzoek naar de doelgroep is nodig om goed inzicht te krijgen in waarom de bijraming van de middelen voor de GRSK noodzakelijk was.
  • Er is cijfermatig een aardig beeld, maar aan het meten van effect in de samenleving (bijvoorbeeld door cliëntervaringsonderzoek) moet nog gewerkt worden.
  • Er is een uitgebreide informatievoorziening, maar toch krijgt de raad weinig grip op het thema.
  • De raad voelt zich niet goed geëquipeerd in de rol van kadersteller en controleur.
  • Er is geen samenwerking of afstemming met andere raden in de regio.

De rekenkamer doet op basis van de conclusies aanbevelingen. De gemeenteraad besluit 6 aanbevelingen over te nemen waarbij het college is verzocht hieraan invulling te geven, en de raad over de voortgang ervan te informeren.

Aanbevelingen aan het college van B&W

  1. Formuleer scherpe doelstellingen, indicatoren, meetinstrumenten en streefwaarden.
  2. Verbind de verschillende beleidsstukken nadrukkelijk met elkaar, in beleid en uitvoering.
  3. Ga met Samen voor Jeugd en (een vertegenwoordiging van) maatschappelijke partners om tafel om de administratieve vertaling van de inhoud te stroomlijnen.
  4. Richt een degelijke effectmeting in en betrek hierin cliëntervaring.
  5. Betrek de gemeenteraad bij het inrichten van de informatievoorziening.

Aanbevelingen aan de gemeenteraad

  1. Formuleer scherpe doelstellingen, indicatoren, meetinstrumenten en streefwaarden.
  2. Initieer een regionaal platform voor raadsleden.

Voortgang adviezen & conclusies (college van B&W)
Ten aanzien van:

  • Doelen, indicatoren, meetinstrumenten & streefwaarden
  • Betrekken gemeenteraad bij inrichten informatievoorziening
  • Effectmeting en betrekken clientervaring
  • Aan elkaar verbinden van verschillende beleidsstukken

Het nieuwe Meerjarenbeleidskader (MJBK) Jeugd de Kempen 2026-2029 (dat eind 2025 ter besluitvorming wordt aangeboden aan de gemeenteraad) biedt ons de mogelijkheid om een concretiseringsslag te maken t.a.v. doelstellingen en indicatoren en te verhelderen hoe diverse beleidsstukken zich tot elkaar verhouden en met elkaar verbonden zijn. We hebben de gemeenteraad aan de voorkant bevraagd op thema’s en doelstellingen voor het nieuwe MJBK, middels het Kempencongres in maart 2025 en een MentiMeter. Hierin is ook de vraag teruggekomen hoe de gemeenteraad wenst gerapporteerd te worden over de doelstellingen van het MJBK (de informatievoorziening). Deze informatievoorziening gaat ook over informeren over de inhoudelijke taakuitvoering. Die vraag is eveneens meegenomen en daartoe zijn in het voorjaar van 2025 twee raadsbijeenkomsten georganiseerd: de raadsinformatiebijeenkomst MD/GRSK voor gemeente Bladel en een regionale raadsbijeenkomst over het Meerjarenplan/opgaves Samen voor Jeugd. We zien het als aandachtspunt om in de informatievoorziening richting de gemeenteraad een duidelijke koppeling te maken met de inhoudelijke doelstellingen uit het MJBK.

De afdeling Maatschappelijke Dienstverlening van de GRSK voert de clientervaringsonderzoeken uit namens de vier Kempengemeenten. De nieuwe aanbesteding die de afdeling MD heeft opgestart is inmiddels afgerond. Hier is met name ingezet op het vergroten van het bereik (respondenten jeugdhulp) door de vragenlijsten in te korten, jeugdigen zelf te benaderen met bijv. een (ansichts)kaart i.p.v. een brief thuis en beter te kijken wie wanneer de vragenlijst ontvangt. Ook de inhoud van de vragenlijst is waar nodig aangepast.

Onlangs heeft u als gemeenteraad de terugkoppeling van de clientervaringsonderzoeken 2024 voor onder andere jeugdhulp ontvangen, middels een raadsmededeling. Ondanks het gegeven dat voor het jaar 2024 bovenstaande acties in gang zijn gezet om het aantal respondenten te vergroten, heeft dit niet het gewenste effect opgeleverd. Op basis van de resultaten over 2024 stellen we voor om het CEO op kwaliteit en omvang uit te breiden. Als we, op het gebied van de Jeugdwet, een kwaliteitsslag willen maken is de keuze voor aanvullend kwalitatief onderzoek (in de vorm van interviews) door ZorgFocuZ noodzakelijk. Deze opdracht heeft de GRSK op verzoek van de gemeenten dan ook verstrekt aan ZorgFocuZ. Daarnaast hebben we als Kempengemeenten de GRSK aanbevolen om ter afsluiting van alle jeugdhulptrajecten iedere inwoner/ouder-verzorger te vragen om mee te werken aan ons cliëntervaringsonderzoek als structureel onderdeel van onze dienstverlening. Het voorstel is om in het najaar 2025 een start te maken met deze implementatie. Binnen de aanbesteding is rekening gehouden met budget voor aanvullend onderzoek. Er is derhalve direct aan te wenden financiële ruimte voor aanvullend kwalitatief onderzoek Jeugd. De afsluiting van de clienttrajecten GRSK met een evaluatieformulier (de tweede maatregel) is onderdeel van de reguliere uitvoering GRSK en worden niet gezien als aanvullende dienstverlening en/of bekostiging.

Naast bestaande initiatieven t.a.v. jongerenparticipatie, bijvoorbeeld de jongerenraden op het voorgezet onderwijs, wordt in Bladel verkend of er een Jeugdgemeenteraad opgezet kan worden. Daarover kan nog geen verdere ontwikkeling gedeeld worden.

We blijven aandacht houden voor de verbinding tussen diverse beleidsstukken (lokaal; uitvoeringsplan brede visie Welzijn, sub-regionaal; MJBK Jeugd de Kempen en regionaal; Meerjarenplan Samen voor Jeugd). Zowel op beleid- als uitvoeringsniveau voeren we deze gesprekken.

Ten aanzien van:

  • Administratieve vertaling van de inhoud:

Dit is een blijvend aandachtspunt en komt terug in bestaande terugkerende (regionale) overlegstructuren. Op niveau van de Kempen streven we ernaar om zo veel als mogelijk op eenzelfde wijze uitvoering te geven aan de interpretatie van de PDC (product dienst catalogus). Door middel van het bijvoorbeeld opstellen van werkprocessen. In 2025 en 2026 gaan we aan de slag met het wijzigen van de verordening Jeugdhulp Kempengemeenten, welke halverwege 2026 aan de gemeenteraad ter besluitvorming wordt aangeboden. Daarin krijgt deze actie ook aandacht. Als het gaat om verschillende beelden die er heersen tussen jeugdhulpaanbieders en de Kempengemeenten is het van belang om in gesprek te blijven met elkaar.

Op regionaal niveau streven we naar gedeeld eigenaarschap en wederzijds vertrouwen tussen de gemeenten binnen SvJ en de zorgaanbieders. Dit is tevens een belangrijk onderdeel in het Meerjarenplan SvJ dat momenteel wordt opgesteld.